Vaccinatie tegen influenza en pneumokokkeninfecties: winter 2003-2004


Influenza

De vaccins tegen influenza die beantwoorden aan de normen van de Wereldgezondheidsorganisatie (W.G.O.) voor de winter 2003-2004 zijn de gezuiverde "split&quot- of "subunit’’-vaccins met volgende samenstelling:

  • A/New Caledonia/20/99 IVR-116
  • A/Panama/2007/99 RESVIR-17
  • B/Shangdong/7/97

Dit komt qua antigene eigenschappen overeen met wat vorig jaar beschikbaar was. De verschillende vaccins (α -RIX, ADDIGRIP, FLUVIRIN, INFLUVAC S, MUTAGRIP S, VAXIGRIP) voldoen aan deze normen.

Preventie van influenza, en vooral van haar complicaties, verdient steeds extra aandacht in deze periode van het jaar. Jaarlijkse vaccinatie blijft aanbevolen gezien de kortdurende immuniteit van het vaccin. Het vraagt een belangrijke inzet van de arts om de risicogroepen op te sporen en te motiveren tot vaccinatie. De risicogroepen (o.a. personen ouder dan 60 jaar, zeker als zij in een instelling verblijven, patiënten met renale, cardiale en metabole aandoeningen, kinderen met astma en mogelijk ook zwangere vrouwen) werden gedetailleerd besproken in de Folia van augustus 2002 .

Het optimale tijdstip voor vaccinatie is begin oktober tot eind november. Wanneer in deze periode wordt gevaccineerd, is er in principe geen noodzaak om de vaccinatie binnen hetzelfde seizoen te herhalen [zie Folia december 2002 ].

De laatste jaren zijn de zogenaamde "neuraminidase-inhibitoren&quot ter beschikking gekomen voor behandeling (oseltamivir, zanamivir) en preventie (oseltamivir) van influenza [zie ook Folia augustus 2001 en december 2002 ]. Recent verscheen een meta-analyse van gerandomiseerde gecontroleerde studies met deze middelen [ Brit Med J 326 : 1235-1241(2003) , met een editoriaal: 326 : 1223-1224(2003) ]. Al deze studies wijzen op een beperkt gunstig effect van deze middelen in de preventie en behandeling van influenza. Men weet echter nog steeds niet of de neuraminidase-inhibitoren de ernstige complicaties van influenza en de mortaliteit bij de hoogrisicogroepen gunstig beïnvloeden. Het zijn daarenboven dure geneesmiddelen, en hun kosten-batenverhouding blijft onduidelijk. Gezien deze beperkingen kunnen zanamavir en oseltamivir alleen beschouwd worden als een mogelijke aanvulling voor influenzavaccinatie: ze kunnen deze vaccinatie zeker niet vervangen.


Pneumokokken

Over het preventief effect van pneumokokkenvaccinatie bij bejaarden verscheen recent in de N Engl J Med [348 : 1747-1755(2003)] een retrospectieve cohortstudie bij meer dan 47.000 personen ouder dan 65 jaar over een verloop van 3 jaar. Hieruit blijkt opnieuw dat het klassieke, niet-geconjugeerde pneumokokkenvaccin wel goed beschermt tegen een pneumokokkeninfectie met bacteriëmie. Voor de veel frequentere community-acquired pneumonia (CAP) door pneumokokkeninfectie, zonder bacteriëmie, biedt het vaccin echter zo goed als geen bescherming. De bewezen gunstige kosten-batenverhouding van het vaccin voor de preventie van pneumokokkeninfectie met bacteriëmie, samen met de toename van de multiresistentie van pneumokokken, zijn echter voldoende argumenten om bepaalde risicogroepen (b.v. personen ouder dan 45 jaar met chronisch hart-, long-, lever- of nierlijden) te vaccineren [zie ook Folia juni 2001 ].

Specialiteitsnamen


Oseltamivir: Tamiflu

Zanamivir: Relenza

Vaccin tegen pneumokokkeninfecties: Pneumo 23