Protonpompinhibitoren en acute interstitiële nefritis

De protonpompinhibitoren worden gebruikt voor de behandeling van refluxoesofagitis, refluxsymptomen en ulcus pepticum. Gastro-intestinale stoornissen, hoofdpijn en gynaecomastie zijn hun belangrijkste ongewenste effecten. Acute interstitiële nefritis is een minder bekend, zeldzaam ongewenst effect van de protonpompinhibitoren.

Acute interstitiële nefritis na inname van geneesmiddelen is vooral beschreven met β-lactamantibiotica, NSAID ’s en, zelden, diuretica [ Meyler's Side Effects of Drugs (15de editie, 2006;)]. Minder frequente oorzaken van acute interstitiële nefritis zijn infecties en bepaalde auto-immuunaandoeningen (bv. sarcoïdosis).

Recent verscheen een retrospectief overzicht van de gevallen van acute interstitiële nefritis die waren gediagnosticeerd in twee Australische ziekenhuizen (voor het ene hospitaal in de periode 1993-2003, voor het andere in de periode 1991-2004) [ Clin Gastroenterol Hepatol 2006; 4: 597-604 ]. Achttien van de 28 gevallen van acute interstitiële nefritis bevestigd door biopsie, waren geassocieerd met het gebruik van een protonpompinhibitor: omeprazol (n=11), pantoprazol (n=3), esomeprazol (n=3), rabeprazol (n=1). In de meerderheid van de gevallen nam de patiënt wel andere geneesmiddelen die soms ook in verband zijn gebracht met acute interstitiële nefritis (o a. NSAID’s, furosemide, amoxicilline). De behandelingsduur bedroeg gemiddeld 11 weken, de leeftijd van de patiënten was 74 jaar (mediaan).

Sedert 1990 ontving het Belgisch Centrum voor Geneesmiddelenbewaking 3 gevallen van interstitiële nefritis mogelijk veroorzaakt door een protonpompinhibitor. Voor 2 patiënten is bekend dat de evolutie gunstig was na stoppen van de behandeling. Twee van de patiënten werden ook behandeld met een ACE-inhibitor (lisinopril of enalapril); mogelijk droeg de ACE-inhibitor bij tot het nierfalen.