Antidiabetica die het incretine-effect versterken en risico van pancreatitis: geen bewijs van een causaal verband

De mogelijkheid van een verhoogd risico van pancreatitis en pancreaskanker werd gesuggereerd met de antidiabetica die het incretine-effect versterken; het gaat om de incretinemimetica (GLP-1-analogen) exenatide en liraglutide, en de DPP-4-inhibitoren (gliptines) alogliptine, linagliptine, saxagliptine, sitagliptine en vildagliptine. Dit mogelijk risico heeft het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA) en de Amerikaanse Food and Drug Administration (FDA) ertoe aangezet de gegevens uit toxicologische, klinische en epidemiologische studies grondig te evalueren. Het EMA besluit in zijn advies van 26 juli 2013 dat er op dit ogenblik geen bewijs is van een causaal verband tussen inname van antidiabetica die het incretineeffect versterken en het risico van pancreatitis of pancreaskanker [zie Folia september 2013 ].

In een meta-analyse1 van 55 gerandomiseerde gecontroleerde studies en 5 observationele studies bij patiënten met type 2-diabetes werd het risico van pancreatitis bij gebruik van geneesmiddelen die het incretine-effect versterken, geëvalueerd. Het risico van pancreaskanker werd in deze meta-analyse niet onderzocht. De resultaten suggereren dat de incidentie van acute pancreatitis laag is bij patiënten met type 2-diabetes behandeld met geneesmiddelen die het incretine-effect versterken, en dat deze geneesmiddelen het risico van pancreatitis niet verhogen. De auteurs van deze meta-analyse benadrukken echter dat de gegevens afkomstig uit gerandomiseerde gecontroleerde studies weinig geschikt zijn om het risico van pancreatitis te evalueren (omwille van de lage incidentie van dit ongewenst effect en van de beperkte duur van deze studies) en dat in de observationele studies methodologische problemen niet kunnen uitgesloten worden (omwille van de mogelijkheid van verstorende variabelen).

Daarenboven blijkt uit een recente grote cohortstudie, uitgevoerd in het Verenigd Koninkrijk bij meer dan 20.000 patiënten, dat de geneesmiddelen die het incretine-effect versterken niet geassocieerd zijn aan een verhoogd risico van acute pancreatitis ten opzichte van de hypoglykemiërende sulfamiden. De auteurs besluiten dat deze resultaten, hoewel geruststellend, moeten bevestigd worden in andere studies2,3.

Ten slotte wordt er in een recent verschenen artikel in de New England Journal of Medicine4 ook aan herinnerd dat het risico van pancreatitis en pancreaskanker door deze geneesmiddelen niet volledig verworpen wordt, en dat het FDA en het EMA hun evaluatie voortzetten. Klinische studies zijn nog steeds lopende. Indien men ook rekening houdt met de afwezigheid van bewijzen van een gunstig effect op de langetermijncomplicaties van diabetes, en ook met de hogere kostprijs, zijn deze geneesmiddelen niet te verkiezen boven de andere antidiabetica [zie ook Folia mei 2013 ].

1 BMJ 2014; 348: g2366 (doi:10.1136/bmj.g2366)

2 BMJ 2014; 348: g2780 (doi :10.1136/bmj.g2780)

3 BMJ 2014; 348: g2779 (doi :10.1136/bmj.g2779)

4 N Engl J Med 2014; 370: 794-7