Aanpak van gastro-oesofageale reflux bij het jonge kind

Gastro-oesofageale reflux is een frequent voorkomende klacht bij het jonge kind. Het wordt gekenmerkt door regurgitatie, d.w.z. plotse en moeiteloze evacuatie van kleine hoeveelheden maaginhoud via de mond. Deze regurgitaties zijn meestal fysiologisch en verdwijnen spontaan rond de leeftijd van 12 à 15 maand. In sommige gevallen kunnen ze geassocieerd zijn met atypische symptomen zoals chronische respiratoire problemen en neurologische problemen en zelfs met plotse dood bij de zuigeling. Sommige kinderen hebben een verhoogd risico op gastro-oesofageale reflux en op complicaties ervan. Het gaat b.v. om prematuren en kinderen met neurologische stoornissen of misvormingen van de oesophagus.


Algemene maatregelen

De aanpak van regurgitatie bestaat in de eerste plaats uit het geruststellen van de ouders. Diëtetische maatregelen zoals aandikken van de melk en splitsen van de maaltijden [n.v.d.r.: alsook een vermindering van het vetgehalte van de melk of het voedsel] kunnen worden voorgesteld. Het aandikken van de melk kan soms kolieken en diarree veroorzaken [n.v.d.r.: of constipatie]. De doeltreffendheid van deze diëtetische maatregelen is in geval van gastro-oesofageale reflux met complicaties zoals oesofagitis en respiratoire problemen, niet duidelijk.

Het kind op zijn buik leggen, met het hoofd wat hoger (30°) laat toe de regurgitaties te verminderen, maar dit wordt niet meer aanbevolen gezien het mogelijk verhoogd risico op plotse dood.


Medicamenteuze behandeling

Wanneer de algemene maatregelen onvoldoende zijn, zijn gastroprokinetica zoals cisapride , de eerste keuze. Cisapride vermindert de regurgitaties door de druk ter hoogte van gastro-oesofageale sfincter te verhogen en de maaglediging te versnellen. Domperidon en metoclopramide zijn minder doeltreffend en het risico op ongewenste effecten, in het bijzonder extrapiramidale effecten, is groter [n.v.d.r.: vooral met metoclopramide]. [N.v.d.r.: De beschikbare farmaceutische vormen van metoclopramide laten geen gebruik toe vóór de leeftijd van 1 jaar. Dompideron kan nuttig zijn wanneer cisapride gecontra-indiceerd is]. Cisapride werkt sneller en wordt beter verdragen. De gebruikelijke posologie bedraagt 0,2 mg/kg, 4 maal per dag. De meest frequente bijwerkingen van cisapride zijn kolieken en diarree. Hartritmestoornissen ten gevolge van verlenging van het QT-interval zijn meestal gerapporteerd bij gelijktijdige toediening van andere geneesmiddelen die de afbraak vertragen zoals een imidazoolderivaat of een macrolide [ Folia september 1995]. Dergelijke associaties zijn te vermijden; anderzijds is het gebruik van cisapride bij prematuren jonger dan 3 maand discutabel.

Er bestaat geen eensgezindheid wat betreft de plaats van antacida al of niet geassocieerd aan alginezuur bij de behandeling van gastro-oesofageale reflux bij het jonge kind. De H 2 -antihistaminica en de protonpompinhibitoren worden alleen gebruikt als andere therapeutische maatregelen niet doeltreffend zijn en in geval van complicaties zoals oesofagitis en respiratoire problemen. In dat geval is het advies van een specialist aanbevolen. [N.v.d.r.: men beschikt over zeer weinig studies naar de farmacokinetiek en de doeltreffendheid van deze middelen bij de zuigeling. De preparaten die momenteel beschikbaar zijn, zijn anderzijds moeilijk aan het jonge kind toe te dienen].

Naar:

  • Current concepts and issues in the management of regurgitation of infants a reappraisal. Acta Paediatr 85 : 531-534(1996)
  • Managing childhood gastro-oesophageal reflux. Drug Ther Bull 35 : 77-80(1997)

Specialiteitsnamen


Cisapride: Prepulsid Cyprid

Domperidon: Motilium

Metoclopramide: Dibertil Metoclopramide Movistal Primperan

Preparaat op basis van alginezuur: Gaviscon