Medicamenteuze behandeling van borstkanker

In de laatste jaren werden belangrijke ontdekkingen gedaan in verband met borstkanker, in het bijzonder nieuwe diagnostische middelen en behandelingen. In de N Engl J Med 339 : 974-984(1998) werd daaraan recent een artikel gewijd. Enkel de medicamenteuze behandeling wordt hier besproken.


Niet-gemetastaseerde borstkanker

De optimale behandeling van niet-gemetastaseerde borstkanker berust op meerdere methoden. Als adjuverende behandeling bij de chirurgie kan chemotherapie, hormonale therapie of beide gebruikt worden. De indicaties zijn de volgende.

  • Invasief ductaal of lobulair carcinoom met een diameter groter of gelijk aan 1 cm.
  • Invasief carcinoom met een diameter groter of gelijk aan 3 cm, maar van een gunstig histologisch type.
  • Invasief carcinoom met uitbreiding naar de lymfeklieren, wat ook de diameter of het histologische type is.

Chemotherapie met meerdere cytostatica lijkt doeltreffender dan monotherapie bij vrouwen jonger dan 60 jaar, vooral wanneer de behandeling vóór de menopauze ingesteld wordt. De meest frequent gebruikte associaties zijn:

  • cyclofosfamide, methotrexaat en fluorouracil (CMF),
  • fluorouracil, doxorubicine en cyclofosfamide (FAC),
  • fluorouracil, epirubicine en cyclofosfamide (FEC),
  • doxorubicine en cyclofosfamide (AC).

Adjuverende hormonale therapie met tamoxifen vermindert significant het risico op recidieven en mortaliteit, wat ook de leeftijd van de patiënte is. Het gunstig effect van tamoxifen is groter wanneer het gedurende vijf jaar toegediend wordt en bij aanwezigheid van oestrogeenreceptoren in het borstweefsel. Een behandeling met tamoxifen langer dan 5 jaar lijkt niet doeltreffender te zijn dan een behandeling gedurende 5 jaar [zie ook Folia augustus 1996].

De associatie van tamoxifen en chemotherapie is doeltreffender dan elk afzonderlijk en wordt aanbevolen bij vrouwen met hoog risico op recidief.


Gemetastaseerde borstkanker

De belangrijkste doelstellingen van de behandeling van gemetastaseerde borstkanker zijn verminderen van de symptomen, vermijden van ernstige complicaties en verlenging van de overleving met de best mogelijke levenskwaliteit.

De behandeling wordt bepaald in functie van de leeftijd, de duur van de episodes zonder progressie van de ziekte, het al dan niet aanwezig zijn van hormonale receptoren en de uitgebreidheid van de aandoening.

Bij vrouwen bij wie de aandoening niet direct levensbedreigend is, vooral bij afwezigheid van symptomen of op hogere leeftijd, of bij aanwezigheid van oestrogeenreceptoren, is hormonale behandeling de eerste keuze. De huidig gebruikte hormonale behandelingen zijn anti-oestrogenen, aromatase-inhibitoren, LHRH-analogen, en progestativa. Vrouwen die reageren op één van deze behandelingen, zullen dit meestal ook doen op de andere, op het ogenblik dat de eerste behandeling niet meer doeltreffend is. De verschillende hormonale behandelingen worden dan ook vaak achtereenvolgens toegediend, en worden in het algemeen goed verdragen.

Bij vrouwen die niet antwoorden op de hormonale behandeling, is chemotherapie (bijvoorbeeld door de associatie CMF of FAC) aangewezen. Bij onvoldoende antwoord kunnen nieuwe moleculen zoals de taxanen (paclitaxel en docetaxel) en vinorelbine , een alkaloïd van de derde generatie [n.v.d.r.: niet beschikbaar in België], in tweede of derde instantie voorgesteld worden.

Botmetastasen zijn de meest frequent voorkomende metastasen; ze kunnen leiden tot morbiditeit en belangrijke verwikkelingen. Associatie van bisfosfonaten aan hormonale behandeling of chemotherapie leidt tot vermindering van de pijn en verminderd risico op verwikkelingen.

Andere cytostatische en hormonale behandelingen zijn nog het onderwerp van klinische studies.