Medicamenteuze behandeling van gegeneraliseerde angststoornis

In de Folia van oktober 2001 werd de medicamenteuze behandeling van gegeneraliseerde angststoornis besproken. In dit artikel werd vermeld dat, wanneer een medicamenteuze behandeling noodzakelijk is, de benzodiazepines de eerste keuze zijn, maar dat hun gebruik moet beperkt zijn gezien het risico van ongewenste effecten, afhankelijkheid en tolerantie. Er wordt ook geschreven dat buspiron en sommige antidepressiva voorgesteld worden als alternatief, maar dat langetermijnstudies niet beschikbaar zijn.

Men signaleerde ons dat de resultaten van twee gerandomiseerde, placebo-gecontroleerde studies [ JAMA 283 : 3082-3088(2000) , en Brit. J. Psych. 179 : 15-22(2001)] tonen dat een behandeling gedurende 6 maanden met venlafaxine doeltreffend is bij gegeneraliseerde angststoornis. Recent werd in België voor EFEXOR (met venlafaxine als actief bestanddeel) de indicatie "gegeneraliseerde angststoornis&quot aanvaard.

In het hoofdstuk over gegeneraliseerde angststoornis in Clinical Evidence [6 : 743-753(2001)], waarin de hierboven vermelde publicatie uit JAMA is vermeld, wordt besloten dat alleen voor cognitieve gedragstherapie is aangetoond dat het doeltreffend is, zonder risico van ongewenste effecten [n.v.d.r.: maar deze aanpak is wel duur].

Voor buspiron en de antidepressiva imipramine, trazodon, venlafaxine en paroxetine tonen de resultaten van gerandomiseerde klinische studies een gunstig effect bij gegeneraliseerde angststoornis, maar hun effect op lange termijn (meer dan 6 maanden) is niet bekend, en meerdere ongewenste effecten kunnen optreden: anorexie, obstipatie, duizeligheid, droge mond, nausea, seksuele disfunctie, slaperigheid en zweten. De benzodiazepines zijn even doeltreffend, maar gezien hun gekende ongewenste effecten zijn ze minder geschikt voor gebruik gedurende lange termijn. Hun gebruik kan episodisch of intermitterend aangewezen zijn, met name bij acute exacerbatie van angst. Op dit ogenblik is er geen ideale langetermijnbehandeling met geneesmiddelen. [ Clinical Evidence 6 : 743-753(2001), La Revue Prescrire 21 : 325-329(2001) en Minerva 30 : 468-471(2001)]