Farmacotherapie bij chronisch astma
Astma wordt gekenmerkt door reversibele luchtwegobstructie en door bronchiale hyperreactiviteit op aspecifieke prikkels en vaak ook allergenen. De klachten hebben een recidiverend karakter, en zijn vooral piepende ademhaling, hoest en kortademigheid. Aan de basis ligt een chronisch inflammatoir proces. Astma is vooral een klinische diagnose die bevestigd kan worden door het vaststellen van een reversibel obstructief longlijden en bronchiale hyperreactiviteit. In dit artikel wordt aandacht besteed aan de farmacotherapie bij chronisch astma. Vanzelfsprekend zijn continue informatie, evaluatie en opvolging van de patiënt belangrijk, en dienen uitlokkende factoren (b.v. allergenen zoals huisstofmijt en pollen, sigarettenrook) te worden vermeden. Het doel van de behandeling is optimale symptoomcontrole, behoud van maximale longfunctie op lange termijn, en terugdringen van de astmamortaliteit, dit alles met een minimum aan ongewenste effecten. Op basis van het klachtenpatroon, de éénsecondewaarde (ESW) en de expiratoire piekstroom (PEF) wordt astma als volgt ingedeeld, wetende dat niet aan alle criteria moet voldaan zijn om een patiënt in te delen in een bepaalde categorie.
Anti-astmageneesmiddelenBij de behandeling van astma gebruikt men β2-mimetica (kortwerkende of langwerkende), anticholinergica (kortwerkende, niet de langwerkende), corticosteroïden (via inhalatie en systemisch), antagonisten van de leukotrieenreceptoren, theophylline en natriumcromoglycaat. Het onderscheid tussen stoffen met bronchodilaterende eigenschappen en deze met anti-inflammatoire eigenschappen is niet absoluut: voor de β2-mimetica en de anticholinergica overweegt het bronchodilaterend effect, terwijl de corticosteroïden en de antagonisten van de leukotrieenreceptoren vooral actief zijn door hun anti-inflammatoire werking; theophylline bezit bescheiden bronchodilaterende, en mogelijk ook anti-inflammatoire eigenschappen; natriumcromoglycaat inhibeert de mediatorenvrijstelling. Kortwerkende β2-mimeticaKortwerkende β2-mimetica via inhalatie (salbutamol, fenoterol, terbutaline) vormen de eerste keuze bij bestaan van symptomen. Volgens de aanbevelingen dienen zij, onafhankelijk van de ernst van het astma, enkel te worden toegediend wanneer de symptomen dit vereisen ("rescue"); toediening volgens een vast schema wordt niet meer aanbevolen. Bij patiënten met intermitterend astma kan dit de enige behandeling zijn. Toename in het gebruik van kortwerkende β2-mimetica (b.v. dagelijks) wijst er op dat de ziekte onvoldoende onder controle is, en dat het noodzakelijk is een anti-inflammatoire behandeling te starten, of de bestaande onderhoudsbehandeling te herzien. Kortwerkende β2-mimetica via inhalatie zijn eveneens een eerste keuze voor toediening vóór de inspanning bij inspanningsgebonden astma, en vóór een verwachte blootstelling aan een allergeen. De plaats van oraal gegeven β2-agonisten, onder vorm van comprimés, oplossing of siroop (salbutamol, fenoterol, tulobuterol), is gering, gezien het groter risico van ongewenste effecten. Orale toediening kan overwogen worden in de zeldzame gevallen dat correcte inhalatie niet kan worden aangeleerd. De belangrijkste ongewenste effecten van β2-agonisten zijn tremor, hoofdpijn, tachycardie, hartkloppingen, agitatie, en, bij hoge doses, hypokaliëmie. Het risico van ongewenste effecten is geringer na toediening via inhalatie dan na orale toediening. Langwerkende β2-mimeticaLangwerkende β2-mimetica via inhalatie (formoterol, salmeterol; werkingsduur van minstens 12 uur) worden gebruikt in de onderhoudsbehandeling van astma. Ze zijn bij volwassenen de eerste keuze als "add-on" behandeling, wanneer niettegenstaande een behandeling met inhalatiecorticosteroïden het astma onvoldoende onder controle is. Er is evidentie dat toevoegen van een langwerkend β2-mimeticum via inhalatie doeltreffender is in termen van symptoomcontrole en verbetering van de longfunctie, dan opdrijven van de dosis van het inhalatiecorticosteroïd. De evidentie van doeltreffendheid voor langwerkende β2-agonisten bij kinderen is beperkter dan bij volwassenen. De behandeling met inhalatiecorticosteroïden mag niet worden gestopt tijdens behandeling met langwerkende β2-mimetica, ook niet wanneer de symptomen duidelijk verbeteren. Salmeterol werkt traag (na 10 tot 20 minuten) en is niet geschikt voor de behandeling van acute symptomen. Formoterol werkt even snel als de kortwerkende β2-mimetica (na een drietal minuten), maar het gebruik ervan als "rescue"-medicatie moet, volgens de GINA-aanbevelingen, verder worden onderzocht. Formoterol kan, volgens de Belgische bijsluiter, gebruikt worden vóór de inspanning bij inspanningsgebonden astma, en vóór een verwachte blootstelling aan een allergeen. Er is gesuggereerd, doch niet algemeen aanvaard, dat na langdurig gebruik van een langwerkend β2-mimeticum, het bronchoprotectief effect zou afnemen, en dat kortwerkende β2-mimetica op het ogenblik van optreden van een bronchospasme dan minder doeltreffend zouden zijn. De ongewenste effecten zijn deze van de kortwerkende β2-mimetica (zie hoger). [In de Belgische bijsluiter (situatie op 10 oktober 2005) is gebruik van formoterol voorzien vanaf de leeftijd van 5 jaar (Foradil®) of 6 jaar (Oxis®), gebruik van salmeterol (Serevent®) vanaf de leeftijd van 4 jaar.] AnticholinergicaAnticholinergica via inhalatie (ipratropium; het langwerkend anticholinergicum tiotropium wordt niet aangeraden bij astma) worden gebruikt voor de behandeling van symptomen. Hun bronchodilaterend effect bij astmapatiënten is minder uitgesproken [n.v.d.r.: en treedt minder snel op] dan dit van β2-mimetica, en ze zijn dan ook vooral een alternatief wanneer kortwerkende β2-mimetica gecontra-indiceerd zijn of niet verdragen worden. Ze kunnen bij een opstoot mogelijk enig bijkomend bronchodilaterend effect geven bij dit van de kortwerkende β2-mimetica. Ongewenste effecten van anticholinergica via inhalatie zijn vooral droge mond en bittere smaak; obstipatie en urineretentie zijn zelden gerapporteerd. TheofyllineDe plaats van theofylline (onder vorm van tabletten of capsules met vertraagde vrijstelling) is beperkt, zeker bij kinderen. Dit heeft te maken met het risico van ernstige ongewenste effecten (b.v. convulsies, aritmieën), en de noodzaak voor strikte monitoring. Theofylline kan eventueel nog gebruikt worden voor de controle van nachtelijke symptomen die blijven bestaan ondanks onderhoudsbehandeling met inhalatiecorticosteroïden, of als "add-on" behandeling bij ernstig astma wanneer andere middelen onvoldoende doeltreffend zijn. CorticosteroïdenInhalatiecorticosteroïden (beclomethason, budesonide, fluticason) vormen de basisbehandeling voor de langetermijncontrole van astma, en, volgens de aanbevelingen, zouden alle patiënten met persisterend astma behandeld moeten worden met inhalatiecorticosteroïden. De doses worden in onderstaande tabellen vermeld: let wel op dat de dosis soms verschilt in functie van de toedieningsvorm (doseeraërosol, poeder). Tijdelijke orale toediening van corticosteroïden kan noodzakelijk zijn bij ernstig persisterend astma en bij een astmacrisis. [N.v.d.r.: er bestaat discussie of inhalatiecorticosteroïden moeten worden verder gezet tijdens een behandeling met orale corticosteroïden. Het gelijktijdig toedienen van corticosteroïden oraal en via inhalatie laat soms toe de orale corticosteroïden sneller af te bouwen; bij kinderen verkiest men echter vaak de inhalatiecorticosteroïden tijdelijk te stoppen, en deze pas te herstarten wanneer men de orale corticosteroïden wenst af te bouwen. Bij een ernstige aanval is de patiënt meestal niet meer in staat correct te inhaleren; bijgevolg worden corticosteroïden dan 1 tot 3 dagen per os toegediend waarna wordt verder gegaan met corticosteroïden via inhalatie.] Bij de aanbevolen doses is het risico van ongewenste effecten van inhalatiecorticosteroïden gering; dit risico weegt in elk geval niet op tegenover de bewezen doeltreffendheid. Lokale ongewenste effecten zijn vooral orofaryngeale candidose. Het risico van ongewenste effecten ter hoogte van de mondholte kan verminderd worden door gebruik te maken van een doseer-aërosol met voorzetkamer, of door achteraf te gorgelen met water (steeds ook de inhalatietechniek controleren). Systemische ongewenste effecten zijn o.a. bijnierschorsinsufficiëntie (met b.v. hypoglykemie) en verminderde botdensiteit; volgens de GINA-aanbevelingen is het risico van ongewenste effecten met beclomethasondipropionaat (of een equivalent ervan) gering tot doses van 500 μg p.d. bij volwassenen, en tot 400 μg p.d. bij kinderen [zie ook Folia december 1997en januari 2003 i.v.m. bijnierschorsinsufficiëntie door inhalatiecorticosteroïden]. Er is geen evidentie dat bij patiënten op inhalatiecorticosteroïden profylactische behandeling voor osteoporose zinvol is. Tijdens behandeling met inhalatiecorticosteroïden kan groeivertraging optreden, vooral bij jonge kinderen en bij gebruik van hoge doses. Groeivertraging kan evenwel ook een gevolg zijn van slecht gecontroleerd astma, en alle gegevens wijzen er op dat de lengte uiteindelijk bereikt op volwassen leeftijd niet wordt beïnvloed door gebruik van inhalatiecorticosteroïden. NatriumcromoglycaatNatriumcromoglycaat kan nuttig zijn vóór blootstelling aan een allergeen of vóór een inspanning die zou kunnen leiden tot een astma-aanval. Het is volgens de aanbevelingen ook een mogelijke optie voor de onderhoudsbehandeling bij kinderen en volwassenen met mild persisterend astma, maar het is daarbij geen eerste keuze. Een meta-analyse van gecontroleerde studies toonde dat langetermijnbehandeling met natriumcromoglycaat bij kinderen met astma niet doeltreffender is dan placebo [ Thorax 2000; 55: 913-20 ]. Met natriumcromoglycaat kunnen irritatie van de luchtwegen en exantheem optreden. Antagonisten van de leukotrieenreceptoren[zie ook Folia september 1999 ] De antagonisten van de leukotrieenreceptoren (montelukast, zafirlukast) worden gebruikt in de onderhoudsbehandeling van astma. Hun rol daarbij is nog steeds niet duidelijk. In de richtlijnen beschouwt men deze middelen als tweede keuze, na de inhalatiecorticosteroïden. Bij mild persisterend astma kunnen ze de enige behandeling zijn, ook bij kinderen; de aanbeveling voor gebruik bij kinderen met mild persisterend astma is evenwel op weinig evidentie gebaseerd. Bij ernstiger astma kunnen de antagonisten van de leukotrieenreceptoren gebruikt worden als "add-on"-behandeling wanneer de symptomen onvoldoende onder controle zijn door inhalatiecorticosteroïden; volgens sommige kortetermijnstudies zijn ze daarbij minder doeltreffend dan langwerkende β2-mimetica, één langetermijnstudie (over 1 jaar) toont geen verschil in doeltreffendheid. De antagonisten van de leukotrieenreceptoren worden ook als langetermijnbehandeling gebruikt bij inspanningsgebonden astma. Ongewenste effecten zijn onder andere hoofdpijn, gastro-intestinale stoornissen, stijging van de leverenzymen met zelden hepatitis, en soms hyperbilirubinemie en overgevoeligheidsreacties. Bij patiënten behandeld met leukotrieenreceptorantagonisten zijn gevallen van Churg-Strauss syndroom (auto-immuunziekte gekenmerkt door eosinofilie, vasculitis) gezien: bij de meeste patiënten trad dit syndroom op bij de reductie van de dosis van de systemisch gebruikte corticosteroïden. [In de Belgische bijsluiter (situatie op 10 oktober 2005) wordt gebruik van montelukast (Singulair®) voorzien vanaf de leeftijd van 2 jaar, en gebruik van zafirlukast (Accolate®, Resma®) vanaf de leeftijd van 5 jaar.] Stapsgewijze farmacotherapeutische aanpak van chronisch astmaIn de tabellen wordt de stapsgewijze farmacotherapeutische aanpak van astma gegeven. Tabel 1 betreft volwassenen en kinderen vanaf 5 jaar, tabel 2 betreft kinderen jonger dan 5 jaar. Enkele opmerkingen bij de tabellen
InhalatiesystemenVoor inhalatiegeneesmiddelen zijn verschillende farmaceutische vormen beschikbaar: doseeraërosol (al dan niet met voorzetkamer), poederinhalator en vernevelaar.
Enkele referenties
Glossarium
|