De Transparantiefiches: een update


Jicht

Bij het opstarten van een behandeling met allopurinol wordt algemeen aanbevolen om gelijktijdig een NSAID of colchicine toe te dienen gedurende minstens één maand, en lang genoeg te wachten met het opstarten na de jichtaanval om geen nieuwe aanval uit te lokken ten gevolge van de mobilisatie van de uraatdepots. Dit werd getoetst in een dubbelblinde, placebogecontroleerde studie bij 57 mannen met een acute opstoot van jicht1-3. De resultaten suggereren dat onmiddellijk toevoegen van allopurinol (300 mg/d) aan een behandeling met indometacine en colchicine niet méér risico’s inhoudt op het vlak van nieuwe jichtaanvallen na dertig dagen, dan wanneer allopurinol pas na tien dagen opgestart wordt2. Grootschaliger onderzoek is nodig om dit te bevestigen.


Maagklachten

In de Transparantiefiche werd vermeld dat er beperkt bewijs is voor de werkzaamheid van tricyclische antidepressiva bij functionele dyspepsie en dat onderzoek daaromtrent ontbreekt over SSRI’s. Enkele nieuwe gerandomiseerde studies suggereren dat SSRI’s de symptomen van functionele dyspepsie niet verlichten4. Indien toch een antidepressivum overwogen wordt, gaat de voorkeur uit naar amitriptyline of imipramine.


Migraine


Behandeling van de migraineaanval

  • In een Cochrane Review werd de werkzaamheid en tolerantie van oraal diclofenac in een dosis van 50 mg, alleen of in associatie met een anti-emeticum, onderzocht bij een migraineaanval bij volwassenen5. Vijf studies werden geïncludeerd (1.356 deelnemers). De auteurs besluiten dat een behandeling met diclofenac doeltreffend is voor het verlichten van de migraineaanval. Twee uur na inname van het geneesmiddel was bij 22 % van de patiënten de pijn volledig verdwenen, en bij 55 % van de patiënten was er een vermindering van de pijnintensiteit (met placebo 11% resp. 39%). In de geïncludeerde studies waren de ongewenste effecten in de meeste gevallen licht en voorbijgaand, en traden ze even frequent op als met placebo.
  • In een Cochrane Review werd de werkzaamheid van oraal naproxen in een dosis van 500 mg of 825 mg, alleen of in associatie met een anti-emeticum, onderzocht bij een migraineaanval bij volwassenen6. Vier studies werden geïncludeerd (2.149 deelnemers). Twee uur na de behandeling was bij 17 % van de patiënten de pijn volledig verdwenen, en bij 45 % van de patiënten was er een vermindering van de pijnintensiteit (met placebo 8% resp. 29%). Ongewenste effecten traden iets frequenter op met naproxen dan met placebo.
  • Een Cochrane Review onderzocht de combinatie van twee orale behandelingen met verschillend werkingsmechanisme (sumatriptan en naproxen) ten opzichte van placebo of monotherapie met één van beide middelen, bij de behandeling van een migraineaanval7. De vraag was of de combinatie van deze twee behandelingen een meerwaarde heeft ten opzichte van beide middelen afzonderlijk. Twaalf studies werden geïncludeerd (3.663 deelnemers kregen de combinatiebehandeling, 3.682 deelnemers kregen placebo, 964 deelnemers kregen sumatriptan alleen en 982 deelnemers kregen naproxen alleen). De combinatie was statistisch gezien werkzamer dan placebo en dan elke behandeling afzonderlijk, hoewel er volgens de auteurs geen grote meerwaarde was van de combinatie ten opzichte van sumatriptan alleen. Een grotere verlichting van de symptomen werd gerapporteerd wanneer de geneesmiddelen snel na het begin van de migraineaanval toegediend werden. De ongewenste effecten waren minder frequent met naproxen en placebo dan met sumatriptan en de combinatie.
  • Een update van de Cochrane Review over paracetamol bij de behandeling van een migraineaanval wijzigt de vroegere conclusies niet. Paracetamol in een dosis van 1 gram is werkzamer dan placebo bij de behandeling van een migrainecrisis8. Op basis van indirecte vergelijkingen stellen de auteurs dat paracetamol wat minder doeltreffend is dan sommige NSAID’s en acetylsalicylzuur. Gezien paracetamol goed verdragen wordt, kan dit geneesmiddel toch nuttig zijn bij de behandeling van een migraineaanval wanneer NSAID’s of acetylsalicylzuur gecontra-indiceerd zijn of niet verdragen worden.

Profylaxe van de migraineaanval

  • Een Cochrane Review onderzocht de werkzaamheid van topiramaat bij de preventie van een migraineaanval bij volwassenen9. De auteurs besluiten dat topiramaat in een dosis van 100 mg per dag de frequentie van migraineaanvallen vermindert, maar niet werkzamer lijkt dan andere behandelingen ter preventie van migraine (amitriptyline, flunarizine, propranolol). In twee studies (120 deelnemers) lijkt topiramaat een significante maar geringe meerwaarde te hebben ten opzichte van valproïnezuur (migraineprofylaxis wordt niet vermeld in de SKP van de specialiteiten op basis van valproïnezuur in België).
  • Een Cochrane Review onderzocht de werkzaamheid van gabapentine en van de prodrug gabapentine enacarbil ten opzichte van placebo bij de preventie van een migraineaanval bij volwassenen10. Deze anti-epileptica lijken niet werkzamer dan placebo, en hun ongewenste effecten zijn frequent (vooral vertigo en slaperigheid). Migraineprofylaxis wordt niet vermeld in de SKP van de specialiteiten op basis van gabapentine in België.

Neuropathische pijn en zona

  • In La Revue Prescrire wordt gewaarschuwd voor mogelijke cardiale ongewenste effecten (hartritmestoornissen, hartfalen, palpitaties, myocardinfarct) van pregabaline, ook bij de lage dosis gehanteerd bij neuropathische pijn. Ze worden voornamelijk gemeld bij patiënten met bestaand cardiovasculair lijden, en dit relatief snel na het opstarten van de therapie11.
  • De werkzaamheid van topiramaat (200 à 400 mg/d) op pijnlijke diabetische neuropathie is nagegaan in een Cochrane Review (1.643 patiënten geïncludeerd)12. Er is geen bewijs voor een meerwaarde van topiramaat t.o.v. placebo; de studie-uitval door ongewenste effecten in de topiramaat-arm is aanzienlijk hoger.
  • Het nut van antivirale behandeling ter preventie van postherpetische neuralgie staat steeds meer ter discussie. Uit een update van een Cochrane Review blijkt dat aciclovir noch famciclovir, toegediend in de acute fase van herpetische rash, de incidentie van postherpetische neuralgie op vier en zes maanden reduceert, ook niet bij patiënten ouder dan 50 jaar13.

Rookstop

  • De werkzaamheid en veiligheid van de elektronische sigaret (e-sigaret) met nicotine bleek volgens een placebogecontroleerde gerandomiseerde studie bij 657 volwassen rokers niet superieur aan nicotinepleisters in het bekomen van een volledige abstinentie. Na zes maanden waren met de e-sigaret met nicotine 7,3% en met de nicotinepleisters 5,8% van de deelnemers volledig gestopt met roken, tegenover 4,1% met een placebo e-sigaret. Wel hadden meer gebruikers van e-sigaretten met nicotine dan gebruikers van nicotinepleisters hun gebruik van gewone sigaretten met minstens de helft verminderd. Er was geen verschil in het optreden van ongewenste effecten14-17. De juiste plaats van de e-sigaret met nicotine blijft dus onduidelijk.
  • Volgens een netwerkmeta-analyse van Cochrane Reviews die gegevens uit directe en indirecte productvergelijkingen combineert, zijn nicotinevervangende therapie, bupropion, varenicline, cytisine (niet gecommercialiseerd in België) en nortriptyline werkzaam bij rookstop. Varenicline is werkzamer dan nicotinevervangende therapie en bupropion, maar niet werkzamer dan combinatietherapie van verschillende nicotineproducten (pleisters, kauwgom,). De vergelijking van varenicline met nicotinevervangende therapie is echter uitsluitend gebaseerd op indirecte vergelijkingen. Er is nood aan meer rechtstreeks vergelijkend onderzoek18-20.
  • Op basis van postmarketing gegevens heeft de Amerikaanse Food and Drug Administration (FDA) in het verleden beslist dat in de SKP en de bijsluiter van varenicline een waarschuwing moest vermeld worden over het risico van neuropsychiatrische symptomen. Een nieuwe analyse van de gegevens afkomstig uit gerandomiseerd en cohortonderzoek vond echter geen verhoogd risico van neuropsychiatrische symptomen bij gebruik van varenicline, noch bij personen met (voorgeschiedenis of aanwezigheid van) psychiatrische stoornis noch bij personen zonder voorgeschiedenis ervan21,22.

Obesitas

  • In een vorige update van de Transparantiefiche werd reeds gemeld dat een review van het Europees Geneesmiddelenagentschap (EMA) geen oorzakelijk verband kon aantonen tussen orlistat en ernstig leverlijden. Dit werd bevestigd in een nieuwe cohortstudie in de U.K. bij ongeveer 95.000 gebruikers van orlistat23, 24.
  • Op basis van dezelfde gegevens werd gevonden dat orlistat op korte termijn niet gepaard gaat met een verhoogd risico van colorectale kanker zoals gesuggereerd werd in eerder onderzoek25. Het retrospectieve design en de opvolgingsduur van slechts drie jaar maken dat dergelijk risico op basis van deze gegevens niet volledig kan uitgesloten worden26. Deze bevindingen wijzigen de zeer beperkte plaats van orlistat in de behandeling van obesitas niet.

Osteoporose

  • Bij postmenopauzale vrouwen die hun inname van een bisfosfonaat (voornamelijk alendronaat of risedronaat) stopgezet hadden of slechte therapietrouw vertoonden, wordt een statistisch significant grotere toename in de botdensiteit van de heup (primair eindpunt) vastgesteld na één jaar behandeling met denosumab (+2,3%) ten opzichte van ibandroninezuur (+1,1%)27, 28. De klinische relevantie van het verschil in botdensitometrie kan in vraag gesteld worden en het is niet bekend wat dit betekent in termen van fractuurrisico.
  • Uit postmarketing studies is gebleken dat denosumab ernstige en soms fatale hypocalcemie kan veroorzaken. Regelmatige controle van de calcemie tijdens de behandeling is aan te raden, in het bijzonder bij personen met een verhoogd risico: volgens de SKP patiënten met ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring < 30 ml/min) en dialysepatiënten29. In de SKP worden bij patiënten op denosumab calcium- en vitamine D-supplementen aanbevolen.

Secundaire preventie van cerebrovasculaire accidenten (CVA)

  • Een systematische review poolde de resultaten van gerandomiseerde studies die een behandeling met twee anti-aggregantia vergeleken met een behandeling met één anti-aggregans bij patiënten na een ischemisch CVA of TIA30. De patiënten werden gedurende minstens één jaar behandeld met één of twee anti-aggregantia (acetylsalicylzuur, clopidogrel, dipyridamol, ticlopidine). Het risico van een nieuw CVA verminderde niet door een behandeling met twee anti-aggregantia, vergeleken met acetylsalicylzuur alleen of met clopidogrel alleen. Het risico van een intracraniële bloeding was hoger bij gebruik van twee anti-aggregantia dan bij gebruik van clopidogrel alleen (RR 1,46; 95%-BI 1,17 tot 1,82). Vergeleken met acetylsalicylzuur alleen gaf combinatietherapie geen hoger risico op bloeding.
  • Deels in tegenspraak hiermee is in een recente studie bij patiënten met een TIA of een beperkt ischemisch CVA een significant verminderd risico van een nieuw CVA op korte termijn vastgesteld met de combinatie van acetylsalicylzuur en clopidogrel, vergeleken met acetylsalicylzuur alleen31. Deze studie uitgevoerd in China randomiseerde 5.170 patiënten binnen 24 uur na het ontstaan van een TIA of beperkt CVA naar een behandeling van 90 dagen met clopidogrel + acetylsalicylzuur of placebo + acetylsalicylzuur. In de groep die clopidogrel kreeg, werd acetylsalicylzuur gestopt na 21 dagen. Na 90 dagen waren er in de groep met clopidogrel en acetylsalicylzuur significant minder CVA’s (8,2% vs 11,7%, HR0,68; 95%-BI 0,57 tot 0,81). Er was geen verschil in aantal bloedingen tijdens deze korte follow-up periode. Het type CVA’s bij Aziatische patiënten verschilt wel van dat van Westerse populaties. Intracraniële stenosen als oorzaak van ischemisch CVA zouden bijvoorbeeld frequenter voorkomen.
  • Een systematische review onderzocht de werkzaamheid van β-blokkers in de secundaire preventie van CVA en TIA32. De review omvatte twee gerandomiseerde studies die atenolol 50 mg vergeleken met placebo bij patiënten na een CVA of TIA (onafhankelijk van het feit of al dan niet hypertensie aanwezig was). Er kon geen statistisch significant verschil aangetoond worden op de eindpunten CVA, mortaliteit en cardiovasculaire events. Van het kortwerkende atenolol werd vroeger reeds vermoed dat het minder goed beschermt tegen CVA dan andere antihypertensieve behandelingen33.

Stabiele angor

  • Een systematische review over de antitrombotische behandeling na plaatsing van een stent (al dan niet "drug eluting stent") bevestigt de huidige aanbevolen aanpak met twee antiaggregantia34. Deze dubbele anti-aggregerende behandeling bestaat uit levenslange toediening van acetylsalicylzuur 75-100 mg per dag en gedurende 12 maanden een thiënopyridine (clopidogrel, prasugrel, ticlopidine) of ticagrelor. Bij patiënten met angor, maar zonder acuut coronair syndroom, is na stenting de associatie van clopidogrel 75 mg met acetylsalicylzuur de eerste keuze wegens een lagere kans op stenttrombose en minder infarcten en CVA. Prasugrel en ticagrelor zijn bij een acuut coronair syndroom werkzamer dan clopidogrel maar ze hebben een hoger risico van bloedingen.
  • Studies bij patiënten met stent die reeds vitamine K-antagonisten nemen (bv. omwille van voorkamerfibrillatie), tonen een duidelijk verhoogd risico van bloedingen met een tritherapie (toevoegen van acetylsalicylzuur en een thiënopyridine aan de vitamine K-antagonist) ten opzichte van dubbeltherapie met thiënopyridine + vitamine K-antagonist, maar geen winst op tromboembolische complicaties34.

Referenties

1. Boss GR.: Allopurinol during acute gout attacks did not differ from delayed allopurinol for pain or recurrence. ACP Journal Club 2013, 16 April . Comment on: Taylor TH, Mecchella JN, Larson RJ, et al.: Initiation of allopurinol at first medical contact for acute attacks of gout: a randomized clinical trial. The American journal of medicine 2012; 125: 1126-34 DOI: 10.7326/0003-4819-158-8-201304160-02006.

2. Henrard G.: De start van een chronische behandeling met allopurinol bij een jichtaanval vereenvoudigen? Minerva 2013; 12 . Comment on: Taylor TH, Mecchella JN, Larson RJ, et al.: Initiation of allopurinol at first medical contact for acute attacks of gout: a randomized clinical trial. The American journal of medicine 2012; 125: 1126-34 .

3. Taylor TH, Mecchella JN, Larson RJ, et al.: Initiation of allopurinol at first medical contact for acute attacks of gout: a randomized clinical trial. The American Journal of Medicine 2012; 125: 1126-34 DOI: 10.1016/j.amjmed.2012.05.025.

4. Ford AC, Moayyedi P.: Dyspepsia. BMJ 2013; 347: f5059 DOI: 10.1136/bmj.f5059.

5. Derry S, Rabbie R, Moore RA.: Diclofenac with or without an antiemetic for acute migraine headaches in adults. Cochrane Database Syst Rev 2013; 4 Cd008783. DOI: 10.1002/14651858.CD008783.pub3.

6. Law S, Derry S, Moore RA.: Naproxen with or without an antiemetic for acute migraine headaches in adults. Cochrane Database Syst Rev 2013; 10 Cd009455. DOI: 10.1002/14651858.CD009455.pub2.

7. Law S, Derry S, Moore RA.: Sumatriptan plus naproxen for acute migraine attacks in adults. Cochrane Database Syst Rev 2013; 10 Cd008541. DOI: 10.1002/14651858.CD008541.pub2.

8. Derry S, Moore RA.: Paracetamol (acetaminophen) with or without an antiemetic for acute migraine headaches in adults. Cochrane Database Syst Rev 2013; 4 Cd008040. DOI: 10.1002/14651858.CD008040.pub3.

9. Linde M, Mulleners WM, Chronicle EP, et al.: Topiramate for the prophylaxis of episodic migraine in adults. Cochrane Database Syst Rev 2013; 6 Cd010610. DOI: 10.1002/14651858.cd010610.

10. Linde M, Mulleners WM, Chronicle EP, et al.: Gabapentin or pregabalin for the prophylaxis of episodic migraine in adults. Cochrane Database Syst Rev 2013; 6 Cd010609. DOI: 10.1002/14651858.cd010609.

11. Prescrire R.: Prégabaline : des effets indésirables cardiaques. La Revue Prescrire 2013; 33: 830.

12. Wiffen PJ, Derry S, Lunn MP, et al.: Topiramate for neuropathic pain and fibromyalgia in adults. Cochrane Database Syst Rev 2013; 8 CD008314. DOI: 10.1002/14651858.CD008314.pub3.

13. Chen N, Li Q, Yang J, et al.: Antiviral treatment for preventing postherpetic neuralgia. The Cochrane Collaboration 2014; 2 CD006866.

14. Bullen C, Howe C, Laugesen M, et al.: Electronic cigarettes for smoking cessation: a randomised controlled trial. Lancet 2013; 382: 1629-37 . DOI: 10.1016/s0140-6736(13)61842-5.

15. Hajek P.: Electronic cigarettes for smoking cessation. Lancet 2013; 382: 1614-6 . DOI: 10.1016/s0140-6736(13)61534-2.

16. Soloway B.: Electronic Cigarettes Are as Effective as Nicotine Patches for Smoking Cessation NEJM Journal Watch 2013; October 22. Comment on: Bullen C, Howe C, Laugesen M, et al.: Electronic cigarettes for smoking cessation: a randomised controlled trial. Lancet 2013; 382: 1629-37 , DOI: 10.1016/S0140-6736(13)61842-5.

17. Shahab L, Goniewicz M.: Electronic cigarettes are at least as effective as nicotine patches for smoking cessation. Evid Based Med 2014; Feb 14 . Comment on: Bullen C, Howe C, Laugesen M, et al.: Electronic cigarettes for smoking cessation: a randomised controlled trial. Lancet 2013; 382: 1629-37 , DOI: 10.1136/eb-2013-101690.

18. Cahill K, Stevens S, Perera R, et al.: Pharmacological interventions for smoking cessation: an overview and network meta-analysis. Cochrane Database Syst Rev 2013; 5 Cd009329. DOI: 10.1002/14651858.CD009329.pub2.

19. Campbell-Scherer D.: Multitreatment comparison meta-analysis: promise and peril. Evid Based Med 2013; 18: 201-3 . DOI: 10.1136/eb-2013-101455.

20. Ebbert JO.: Varenicline and combination nicotine replacement therapy are the most effective pharmacotherapies for treating tobacco use. Evid Based Med 2013; 18: 212-3 . Comment on: Cahill K, Stevens S, Perera R, et al.: Pharmacological interventions for smoking cessation: an overview and network meta-analysis. Cochrane Database Syst Rev 2013; 5 Cd009329, DOI: 10.1136/eb-2013-101462.

21. Gibbons RD, Mann JJ.: Varenicline, smoking cessation, and neuropsychiatric adverse events. Am J Psychiatry 2013; 170: 1460-7 . DOI: 10.1176/appi.ajp.2013.12121599.

22. Yager J.: Varenicline: Fewer Psychiatric Adverse Effects Than Previously Thought NEJM Journal Watch 2013; October 8. Comment on: Gibbons RD, Mann JJ.: Varenicline, smoking cessation, and neuropsychiatric adverse events. Am J Psychiatry 2013; Sep 13 ; [e-pub ahead of print]. ( http://dx.doi.org/10.1176/appi.ajp.2013.12121599 ), DOI: 10.1176/appi.ajp.2013.12121599.

23. Douglas IJ, Langham J, Bhaskaran K, et al.: Orlistat and the risk of acute liver injury: self controlled case series study in UK Clinical Practice Research Datalink. BMJ 2013; 346: f1936 . DOI: 10.1136/bmj.f1936.

24. Wilding J.: Orlistat: should we worry about liver inflammation? BMJ 2013; 346: f2777 . DOI: 10.1136/bmj.f2777.

25. Hong JL, Meier CR, Sandler RS, et al.: Risk of colorectal cancer after initiation of orlistat: matched cohort study. BMJ 2013; 347: f5039 . DOI: 10.1136/bmj.f5039.

26. Mueller PS.: Orlistat Is Not Associated with Excess Colorectal Cancer Risk in the Short Term NEJM Journal Watch 2013; September 26. Comment on: Hong JL, Meier CR, Sandler RS, et al.: Risk of colorectal cancer after initiation of orlistat: matched cohort study. BMJ 2013; 347: f5039 , DOI: 10.1136/bmj.f5039.

27. Moore AA.: Denosumab vs. Ibandronate: Which Works Better? NEJM Journal Watch 2013; June 13. Comment on: Recknor C, Czerwinski E, Bone HG, et al.: Denosumab compared with ibandronate in postmenopausal women previously treated with bisphosphonate therapy: a randomized open-label trial. Obstetrics and gynecology 2013; 121: 1291-9 , DOI: 10.1097/AOG.0b013e318291718c.

28. Recknor C, Czerwinski E, Bone HG, et al.: Denosumab compared with ibandronate in postmenopausal women previously treated with bisphosphonate therapy: a randomized open-label trial. Obstet and gynecol 2013; 121: 1291-9 . DOI: 10.1097/AOG.0b013e318291718c.

29. Anonymous.: Denosumab and severe hypocalcaemia. Australian Prescriber 2013; 36: 60 .

30. Lee M, Saver JL, Hong KS, et al.: Risk-benefit profile of long-term dual- versus single-antiplatelet therapy among patients with ischemic stroke: a systematic review and meta-analysis. Ann Intern Med 2013; 159: 463-70 . DOI: 10.7326/0003-4819-159-7-201310010-00006.

31. Wang Y, Wang Y, Zhao X, et al.: Clopidogrel with aspirin in acute minor stroke or transient ischemic attack. N Engl J Med 2013; 369: 11-9 . DOI: 10.1056/NEJMoa1215340.

32. De Lima LG, Soares BG, Saconato H, et al.: Beta-blockers for preventing stroke recurrence. Cochrane Database Syst Rev 2013; 5 Cd007890. DOI: 10.1002/14651858.CD007890.pub2.

33. BCFI.: Gecommentarieerd Geneesmiddelen Repertorium. Belgisch Centrum voor Farmacotherapeutische Informatie 2014 .

34. Brilakis ES, Patel VG, Banerjee S.: Medical management after coronary stent implantation: a review. JAMA 2013; 310: 189-98 . DOI: 10.1001/jama.2013.7086.