Goed om te weten: hormonale substitutietherapie en risico van invasieve borstkanker

[Reeds verschenen in de rubriek Goed om te weten ” op onze website op 22/11/2010]


Abstract

Ongeveer 5 jaar na stoppen van hormonale substitutietherapie is er nog steeds een verhoogd risico van invasieve borstkanker.

In de JAMA verschenen op 20 oktober 2010 [ 2010; 304: 1684-92 , met editoriaal : 1719-20 ] de resultaten van een follow-up van een van de studies van de Women’s Health Initiative (WHI).

  • De oorspronkelijke publicatie van deze studie dateert van 2002. Het ging om een gerandomiseerde, placebo-gecontroleerde studie over hormonale substitutietherapie (HST) op basis van geconjugeerde oestrogenen + medroxyprogesteronacetaat. Deze studie werd in 2002 vroegtijdig gestopt, na een gemiddelde behandelingsduur van 5,6 jaar, omwille van een verhoogd risico van invasieve borstkanker en coronaire accidenten; de risico-batenverhouding werd omwille van deze risicotoename’s ongunstig bevonden, ondanks een daling van het risico van colorectale kanker en van fracturen [zie Folia november 2002 en oktober 2003 ].
  • In de Folia van mei 2008 werden de resultaten besproken van een bijkomende follow-up van gemiddeld 2,4 jaar na stoppen van de HST (totale follow-upduur dus ongeveer 8 jaar): de resultaten wezen nog steeds op een verhoogd risico van invasieve borstkanker.
  • In de JAMA-studie van 2010 worden de resultaten in verband met borstkankerrisico besproken na een bijkomende follow-up van meer dan 5 jaar na stoppen van de HST; de totale follow-upduur bedroeg gemiddeld 11 jaar.
    • Meer dan 5 jaar na stoppen van de studie bleef het risico van invasieve borstkanker bij de vrouwen die HST hadden genomen statisch significant verhoogd: incidentie van 0,42% per jaar ten opzichte van 0,34% per jaar onder placebo. Dit komt overeen met een Number Needed to Harm (NNH) van 1.250 per jaar (berekend over een totale follow-up van 11 jaar, waarvan gemiddeld 5,6 jaar behandeling en 5,4 jaar follow-up na stoppen van de behandeling), d.w.z. dat per 1.250 vrouwen die HST hadden genomen, er per jaar één bijkomend geval was van invasieve borstkanker t.o.v placebo. Ter vergelijking, de NNH in de oorspronkelijke publicatie van 2002 bedroeg eveneens 1.250 per jaar (berekend over een behandelingsduur van gemiddeld 5,6 jaar): dit wijst er dus op dat het extra risico van invasieve borstkanker door HST in de eerste jaren na stoppen van de behandeling niet afneemt.
    • De borstkankers in de HST-groep waren frequenter klierpositief.
    • De mortaliteit ten gevolge van borstkanker was hoger bij de vrouwen die HST hadden genomen dan in de placebogroep; het verschil was nipt statistisch significant. Bij de vrouwen die HST hadden gekregen waren er, vergeleken met placebo, per jaar per 10.000 vrouwen, 1,3 meer overlijdens ten gevolge van borstkanker. De gegevens wijzen ook op een toename van de totale mortaliteit na borstkankerdiagnose in de HST-groep per 10.000 vrouwen.

De risico-batenverhouding van HST zoals toegepast in de hier besproken WHI-studie (geconjugeerde oestrogenen + medroxyprogesteronacetaat), blijft dus meer dan 5 jaar na stoppen, ongunstig. De auteur van het editoriaal benadrukt dat niet bewezen is of een kortdurende behandeling met HST ter verlichting van menopauzale symptomen, wel veilig is voor wat het risico van borstkanker betreft. Hij dringt erop aan onderzoek daarover uit te voeren.