Mogelijk verhoogd risico van pancreatitis en pancreaskanker door de antidiabetische geneesmiddelen die het incretine-effect versterken

[Zie ook bericht in de rubriek " Goed om te weten" op onze website op 14/06/13]

Er was recent aandacht in de pers voor een mogelijk verhoogd risico van pancreatitis en pancreaskanker door de antidiabetische geneesmiddelen die het incretine-effect versterken; dit zijn de incretinemimetica (GLP-1-analogen) exenatide en liraglutide, en de DPP- 4-inhibitoren (gliptines) linagliptine, saxagliptine, sitagliptine en vildagliptine. De aandacht voor de mogelijkheid van een dergelijk risico is niet nieuw; in de Folia van januari 2012 en mei 2013 vermeldden we dat er inderdaad signalen zijn van pancreatitis en van pancreaskanker (alsook van schildklierkanker), maar dat er geen bewijs is van een causaal verband [zie Folia januari 2012 en Folia mei 2013 ].

De recente aandacht in de pers heeft te maken met een artikel in de British Medical Journal (BMJ) van 10 juni 2013, geschreven door een redacteur van de BMJ [ BMJ 2013; 346: f3680 (doi: 10.1136/bmj.f3680)]. De BMJ heeft zelf alle beschikbare gegevens rond dit signaal onderzocht, dit naar aanleiding van enkele recente publicaties die het signaal van pancreatitis en van een mogelijk risico van pancreaskanker versterken:

  • een patiënt-controle onderzoek waarin een verdubbeling van het risico van hospitalisatie omwille van pancreatitis werd gevonden bij diabetici die exenatide of sitagliptine namen ten opzichte van diabetici die deze middelen niet namen [ JAMA Intern Med 2013; 173: 534-39 (doi:10.1001/jamainternmed.20132720)];
  • histologische aanwijzingen van precancereuze letsels in pancreasweefsel afkomstig van diabetici die geneesmiddelen die het incretine-effect versterken hadden genomen [ Diabetes , online publicatie 22 maart 2013].

Volgens de BMJ was het signaal al meerdere jaren voldoende sterk om bijkomende preklinische of klinische veiligheidsstudies te starten, maar hebben noch de verantwoordelijke firma’s, noch de gezondheidsinstanties – met name de Amerikaanse Food and Drug Administration FDA en het European Medicines Agency EMA- de nodige stappen genomen om dergelijke studies te ondernemen.

Wel zijn de loop van dit jaar, naar aanleiding van de recente publicaties in JAMA Internal Medicine en in Diabetes, bij de FDA en bij het EMA grondige analyses van het signaal gestart.

Of er een causaal verband is tussen de inname van deze geneesmiddelen die het incretineeffect versterken, en het optreden van pancreatitis of pancreaskanker (en schildklierkanker) is op dit ogenblik niet bewezen, maar de mogelijkheid dient ernstig te worden genomen.

In afwachting van de adviezen van de FDA en het EMA (zie Nota), dienen bij aanwijzingen van pancreatitis (bv. ernstige buikpijn) de geneesmiddelen te worden gestopt. Uit voorzichtigheid is het aan te raden om bij patiënten met antecedenten van pancreatitis of bij patiënten met problemen van alcoholmisbruik deze geneesmiddelen niet te gebruiken. Het is goed hier toch de aandacht te vestigen op het feit dat er voor deze groep geneesmiddelen (nog) geen bewijs is dat ze de langetermijncomplicaties van diabetes gunstig beïnvloeden.


Nota

Het EMA heeft op 26 juli 2013 haar analyse van het signaal afgerond, en besluit dat er voorlopig geen causaal verband tussen de betrokken antidiabetica en pancreatitis en pancreaskanker is aangetoond (via www.ema.europa.eu , klik "Document search", zoekterm: "GLP-1 therapies"). Het signaal blijft wel bestaan. Het EMA wacht de resultaten van lopende studies af om verdere uitspraken te doen. Dezelfde voorzorgen blijven echter wel nog gelden.