Behandeling van doodsreutel

Doodsreutel is het gevolg van accumulatie van secreties in de keel en de trachea door een verminderde hoestreflex en door regurgitaties. Naast niet-medicamenteuze maatregelen zoals het plaatsen van de patiënt in half-zittende houding, voorzichtige aspiratie van secreties achteraan in de keel, en het beperken van de vochttoediening, kan een anticholinerg geneesmiddel nuttig zijn.

  • Atropine kan toegediend worden via subcutane injectie in een dosis van 0,5 à 1 mg om de 4 uur, of via subcutaan infuus in een dosis van 5 mg per 24 uur.
  • Hyoscine, of scopolamine, heeft eveneens een gunstige risico-batenverhouding bij doodsreutel na voorafgaandelijke aspiratie van secreties achteraan in de keel, maar er zijn geen vergelijkende studies met atropine beschikbaar. Hyoscine is beschikbaar als hyoscinehydrobromide en als butylhyoscinebromide
    • Hyoscinehydrobromide wordt in het algemeen toegediend via subcutane injectie in een dosis van 0,25 mg om de 4 uur, of via subcutaan infuus in een dosis van 1,5 à 2,4 mg per 24 uur. Hyoscinehydrobromide kan ook transdermaal worden toegediend; de transdermale toediening is echter minder goed geëvalueerd dan de subcutane toediening, en er is geen preparaat voor transdermale toediening beschikbaar in België.
    • Butylhyoscinebromide is een andere therapeutische mogelijkheid bij doodsreutel; het is goedkoper dan hyoscinehydrobromide. Het wordt gebruikt via subcutane injectie in een dosis van 20 mg (tot 3 maal per dag), of via intraveneus of subcutaan infuus in een dosis van 60 mg per 24 uur. Bij subcutaan infuus wordt in het algemeen gestart met een dosis van 20 à 40 mg per 24 uur (eventueel op te drijven tot 120 mg per 24 uur).

De belangrijkste ongewenste effecten van de anticholinergica zijn o.a. centrale effecten zoals sedatie (of bij hoge doses excitatie), hallucinaties, delirium, alsook urineretentie, monddroogte en risico van acuut glaucoom bij de patiënten met gesloten-hoekglaucoom. In tegenstelling tot hyoscinehydrobromide en atropine, gaat butylhyoscinebromide niet doorheen de bloed-hersenbarrière, en het veroorzaakt daardoor minder centrale ongewenste effecten.

Naar

  • Scopolamine, la référence contre les râles agoniques. La Revue Prescrire 21 : 252-255(2001)
  • K. Nackaerts et al.: Symptoomcontrole van ademhalingsproblemen bij de palliatieve patiënt. Tijdschr voor Geneeskd 57 : 1009-1014(2001)
  • http://www.palliativedrugs.com

Specialiteitsnamen


Atropine: b.v. bij Sterop(amp. 0,25 mg/ml, 0,5 mg/ml en 1 mg/ml)

Butylhyoscinebromide: Buscopan(amp. 20 mg/ml)

Hyoscinehydrobromide: b.v. bij Sterop(amp. 0,25 en 0,5 mg/ml)

  • Wanneer deze anticholinerge stoffen samen met andere geneesmiddelen (b.v. morfine) via subcutaan infuus worden toegediend, dient de compatibiliteit te worden nagegaan.
  • Ook glycopyrroniumbromide (ROBINUL), een anticholinergicum gebruikt in de anesthesiologie, wordt via subcutane injectie gebruikt voor de symptoatische behandeling van doodsreutel. De resultaten van een studie waarbij hyoscinehydrobromide en glycopyrroniumbromide bij de behandeling van doodsreutel werden vergeleken, toonden echter een grotere doeltreffendheid voor hyoscinehydrobromide [ Palliat Med 15 : 329-336(2001) ].
  • Er zijn belangrijke verschillen in posologie tussen butylhyoscinebromide en hyoscinehydrobromide: let op bij het voorschrijven en afleveren!