Medegedeeld door het Centrum voor Geneesmiddelenbewaking
Het serotoninesyndroom

Bijwerking melden of PDF voor het melden van vermoede ongewenste effecten.

Recent werd via een Direct Healthcare Professional Communication (DHPC)1 de aandacht gevestigd op het risico van serotoninesyndroom bij associëren van het narcotisch analgeticum fentanyl met serotonerge geneesmiddelen2. Deze DHPC is de aanleiding om een aantal punten inzake het serotoninesyndroom opnieuw te belichten en we baseren ons hiervoor vooral op Stockley’s Drug Interactions3 en een overzichtsartikel in The BMJ van 20144.

  • Ernstige gevallen van serotoninesyndroom worden meestal gezien bij inname van twee of meer serotonerge geneesmiddelen (ook wanneer gegeven in therapeutische dosis), waarvan één meestal een MAO-inhibitor is. In de tabel worden de geneesmiddelen vermeld die geassocieerd zijn aan serotoninesyndroom. Zeker de associatie van een MAO-inhibitor met een SSRI moet vermeden worden.

  • Het serotoninesyndroom treedt op binnen de uren na inname van serotonerge geneesmiddelen, en wordt gekenmerkt door volgende triade: (1) neuromusculaire excitatie, met clonus, hyperreflexie, myoclonus, rigiditeit, tremor, (2) disfunctie van het autonome systeem, met o.a. hyperthermie, tachycardie, en (3) gewijzigde mentale status, met o.a. agitatie en verwardheid. Bij acuut optreden van deze symptomen moet gedacht worden aan serotoninesyndroom, naast andere toestanden zoals alcohol- of drugontwenning, niet-convulsieve status epilepticus en encefalitis.

  • In milde tot matig ernstige gevallen verdwijnen de symptomen meestal één tot drie dagen na stoppen van de serotonerge geneesmiddelen. Ernstig serotoninesyndroom is een urgentie, met nood voor intensieve ondersteunende zorg, zoals adequate hydratatie, monitoring van temperatuur, hartfrequentie, bloeddruk en urinevolume, en eventueel sedatie.

 

Tabel. Geneesmiddelen geassocieerd aan het serotoninesyndroom


  • MAO-inhibitoren.

    • Fenelzine (irreversibele, niet-selectieve MAO-inhibitor; wash-out periode van 2 weken tussen stoppen ervan en starten van een ander serotonerg geneesmiddel).

    • Moclobemide (reversibele MAO-A-inhibitor; wash-out periode van 24 uur).

    • De niet-psychotrope MAO-inhibitoren linezolid (een antibioticum; wash-out periode van 24 uur) en methylthioniniumchloride (syn. methyleenblauw, een antidotum gebruikt bij methemoglobinemie; wash-out periode van 24 uur).

  • De SSRI’s (met inbegrip van dapoxetine).

  • De noradrenaline- en serotonineheropnameremmers duloxetine en venlafaxine.

  • De tricyclische antidepressiva clomipramine en imipramine.

  • De narcotische analgetica fentanyl, hydromorfon, methadon, oxycodon, pentazocine, pethidine, tapentadol, tramadol.

  • Varia: dextromethorfan; lithium; methylfenidaat; sint-janskruid; amfetaminen en derivaten (bv. ecstasy).

 

PS. Met volgende geneesmiddelen is een risico van serotoninesyndroom gesuggereerd, maar de onderbouwing hiervoor is minder sterk.

  • De MAO-B-inhibitoren selegiline en rasagiline; voor safinamide [zie Recente informatie april 2016, blz.43] zijn er geen gegevens beschikbaar, maar voorzichtigheid is geboden.

  • Mirtazapine.

  • Trazodon (vooral bij doses > 200 mg per dag).

  • De triptanen. Daarenboven zijn rizatriptan, sumatriptan en zolmitriptan substraten van MAO-A; bij associëren met een MAO-inhibitor kunnen de plasmaconcentraties van deze triptanen stijgen, met verhoogd risico van ongewenste effecten (o.a. coronaire spasmen) tot gevolg.

 

1 Dit is een schrijven van een farmaceutisch bedrijf aan gezondheidszorgbeoefenaars, zie Folia maart 2011.

2 www.fagg.be > Menselijk gebruik > Geneesmiddelenbewaking > Brieven → zorgbeoefenaars > Durogesic (document van 26/10/2015)

3 Elektronische versie, laatste keer geraadpleegd op 01/04/16

4 BMJ 2014;348:g1626 (doi: 10.1136/bmj.g1626)