Handleiding voor het afbouwen van antidepressiva [tekst aangepast op 19/8/2020]

Dit artikel is aangepast in functie van nieuwe gegevens, de nieuwe versie is verschenen in de Folia juni 2022.
Artsen staan regelmatig voor de uitdaging om een antidepressivum af te bouwen (“tapering”) of om het ene middel om te schakelen naar een ander. Het plots stoppen of onderbreken van een behandeling kan immers aanleiding geven tot onttrekkingsverschijnselen, voornamelijk duizeligheid, misselijkheid, lethargie, tremor, anorexie en hoofdpijn. Voor de keuze van het afbouwschema moet men zich baseren op consensus en opinies van experten. Er wordt aanbevolen om antidepressiva over minstens 2 tot 4 weken af te bouwen, waarbij de halfwaardetijd van het antidepressivum een belangrijke factor is. Men bouwt trager af bij het bestaan van risicofactoren (een hogere dosis, klachten bij het overslaan van een inname of eerdere, mislukte, stoppogingen) of als er tijdens het afbouwen onttrekkingsverschijnselen ontstaan. Dit artikel geeft concrete schema’s voor het afbouwen en omschakelen. Centraal staat de gedeelde besluitvorming tussen arts en patiënt, de regelmatige opvolging door de arts en, indien mogelijk, psychologische ondersteuning.

Vaak wordt een arts geconfronteerd met de uitdaging om een antidepressivum af te bouwen (in het Engels: tapering), bijvoorbeeld op het einde van de behandeling van een depressieve periode. Afbouwen kan ook nodig zijn om het ene middel te vervangen door een ander als er ongewenste effecten zijn of onvoldoende effect is bij het gebruik van het eerste. Er is echter een gebrek aan op evidentie gebaseerde aanbevelingen. Vanuit het Nederlands Huisartsen Genootschap en Australian Prescriber heeft men daarom handvaten ontwikkeld die gebaseerd zijn op een combinatie van de laatste wetenschappelijke literatuur, kennis over de psychofarmacologie, expert opinion en praktijkervaringen1,2. Deze tekst is hier grotendeels op gebaseerd en heeft als doel een praktische leidraad aan te reiken voor het stopzetten of omschakelen van antidepressiva.
Gedeelde besluitvorming (shared decision making) tussen patiënt en arts is essentieel om een goede afbouw of omschakeling te bekomen.

Onttrekkingsverschijnselen

Het abrupt stoppen, onderbreken of plots omschakelen van een antidepressivum kan leiden tot onttrekkingsverschijnselen die meestal bestaan uit duizeligheid, misselijkheid, lethargie, tremor, anorexie en hoofdpijn.

In het artikel van de NHG worden de onttrekkingsverschijnselen ingedeeld in 8 groepen:
  • Griepachtige verschijnselen: hoofdpijn, lethargie, zweten, rillingen, moeheid, eetlustvermindering, spierpijn

  • Slaapstoornissen: slecht inslapen; nachtmerries

  • Gastro-intestinale symptomen: misselijkheid, braken, diarree en anorexie

  • Evenwichtsproblemen: duizeligheid en coördinatiestoornissen

  • Sensorische symptomen: sensaties van elektrische schokken, paresthesieën en pallinopsie (dit is het lang visueel aanhouden van nabeelden van een object of een persoon nadat deze niet meer aanwezig is in het gezichtsveld)

  • Psychische klachten: angst, somberheid en prikkelbaarheid/irritatie of het optreden van (hypo-)manie (ontremming)

  • Extrapiramidale verschijnselen: bewegingsstoornissen en tremoren

  • Overige verschijnselen: cognitieve stoornissen en hartritmestoornissen.1,3,9

Deze symptomen treden vooral op met selectieve serotonine-heropnameremmers (SSRI’s) en serotonine-en-noradrenaline-heropnameremmers (SNRI’s), maar het kan ook met tricyclische antidepressiva (TCA’s) en andere voorkomen.

Onttrekkingsverschijnselen ontstaan meestal binnen een paar dagen na het stoppen of het verlagen van de dosis van een antidepressivum, zelden na 1 week, en verdwijnen meestal volledig binnen de 1 à 3 dagen als het oorspronkelijke antidepressivum (of de vorige dosis) wordt hervat. Duren deze klachten toch nog langer dan 1 week, dan dient men eerder te denken aan een recidief van de depressie of angststoornis. Het onderscheid tussen een herval en onttrekkingsverschijnselen kan soms moeilijk zijn.

De prevalentie van onttrekkingsverschijnselen bij het abrupt stoppen van een antidepressivum varieert naargelang de studies tussen 20 tot 78% van de patiënten1. Een recente systematische review toont aan dat geleidelijk afbouwen het optreden van deze symptomen vermindert10. Hoe langer de halfwaardetijd (zoals bij fluoxetine), hoe minder vaak onttrekkingsverschijnselen (zie "+ meer info", Tabel 1). Er zijn echter ook sterke interindividuele verschillen. Risicofactoren voor het optreden van onttrekkingsverschijnselen zijn:

  • als de patiënt behandeld werd met hogere dosissen SSRI’s of SNRI’s om een therapeutisch effect te verkrijgen;

  • als deze al werden ervaren bij het onderbreken van de behandeling (bv. door therapie-ontrouw);

  • bij eerder mislukte stoppogingen.

Onderstaande tabel toont (bij benadering) de halfwaardetijden van de meest gebruikte antidepressiva (in de SKPs)2.
Tabel 1: gemiddelde halfwaardetijden van enkele frequent gebruikte antidepressiva
Antidepressivum Gemiddelde halfwaardetijd (in dagen)
Citalopram 1,5
Escitalopram 1,5
Paroxetine 1,0
Sertraline 1,1 - 1,3
Fluoxetine 4 – 16*
Fluvoxamine 0,6
Duloxetine 0,5
Venlafaxine 0,6**
Amitriptyline 1 – 1,9
* Fluoxetine + actieve metaboliet norfluoxetine
** Venlafaxine + actieve metaboliet desvenlafaxine

Concreet: het afbouwen

Eén systematische review onderzocht de doeltreffendheid van de verschillende methodes om antidepressiva te stoppen (Maund 2019), maar concrete schema’s worden daarin niet gegeven. Men concludeert dat ondersteunende cognitieve of op mindfulness gebaseerde gedragstherapie bijdraagt aan het voorkomen van een herval of het verminderen van onttrekkingsverschijnselen10. De meeste onderbouwing voor het meer geleidelijk afbouwen komt uit case-reports, observationeel cohortonderzoek (Groot 2018), een gerandomiseerde prospectieve studie (Tint 2008) en literatuur reviews (Haddad 2007)6,7,8. Men besluit hieruit dat de duur van de afbouw op z’n minst 2 tot 4 weken zou moeten zijn, omdat er dan minder onttrekkingsverschijnselen optreden of ze worden als minder ernstig ervaren6.
De afbouwmethode hangt af van of men het antidepressivum wil stoppen, de dosis verminderen of wil omschakelen.

1. Stoppen of verminderen van de dosis van het antidepressivum

Is volledig stoppen van het antidepressivum het doel, dan zijn de aanwezigheid van risicofactoren, het optreden en de ernst van onttrekkingsverschijnselen tijdens het afbouwproces de bepalende factoren. Het is daarom van belang de patiënt regelmatig op te volgen3,4. Algemeen is het af te raden om als afbouwschema antidepressiva, in het bijzonder SSRI’s en SNRI’s, om de andere dag in te nemen (1 dag wel, 1 dag niet), omdat dit door hun korte halfwaardetijd overeenkomt met telkens abrupt stoppen, wat onttrekkingsverschijnselen kan veroorzaken. Fluoxetine met een lange halfwaardetijd vormt hierop een uitzondering.

Fluoxetine heeft een lange halfwaardetijd met als gevolg minder schommelingen in de plasmaconcentraties en dus minder onttrekkingsverschijnselen, in het geval men bepaalde doses overslaat. Daarom wordt soms gesuggereerd om bij het afbouwen van de antidepressiva met kortere halfwaardetijden, deze af te bouwen tot de dagelijkse richtdosis en dan te vervangen door fluoxetine 20 mg/dag gedurende 7 dagen, waarna men kan stoppen. Deze manier van afbouwen is echter minder goed beschreven en onderbouwd. Ze wordt daarom ook niet aangeraden.
  • Als er vooraf geen risicofactoren aanwezig zijn, zijn er meestal enkel lichte onttrekkingsverschijnselen te verwachten. Het is belangrijk de patiënt(e) vooraf (ook reeds bij de start van het antidepressivum) in te lichten en hem/haar bij het optreden ervan gerust te stellen. Men kan afbouwen met de commercieel beschikbare dosissen van SSRI’s, SNRI’s en TCA’s. Een hogere dosis dan de normaal aangenomen dagelijkse richtdosis (zoals aangegeven bij de dosis van de verschillende antidepressiva in het Repertorium) kan in een periode van 2 tot 4 weken worden afgebouwd tot deze richtdosis (stap 1 in tabel 2). Na ten minste 2 weken op de dagelijkse richtdosis kan deze dan gehalveerd worden (stap 2). Deze halve dosis kan vervolgens na 2 tot 4 weken gestaakt worden (stap 3). Een voorbeeld van een dergelijk afbouwschema van de meest courant gebruikte antidepressiva in de eerste lijn (in België) wordt in Tabel 2 weergegeven. Dit houdt in dat sommige tabletten in stap 3 met een pillensnijder gedeeld moeten worden. Voor wie de dagelijkse richtdosis reeds neemt, bouwt men dus af door gedurende 2 tot 4 weken de halve dosis te gebruiken, waarna men stopt. In de tabel wordt dan enkel stap 3 gevolgd (met uitzondering van fluoxetine dat men dadelijk kan stoppen door de lange halfwaardetijd).

Tabel 2: Afbouwschema bij afwezigheid van risicofactoren (gebaseerd op NHG)

 

Eenheid

CIT

EsCIT

FLV

FLX

PAR

SER

DUL

VLX

AMT

Stappenplan indien onderhoudsdosis > dagelijkse richtdosis

Stap 1 - Over 2 à 4 weken afbouwen tot de dagelijkse richtdosis:

 

mg/d

20

10

100

20

20

50

60

75

75

 

Stap 2 - Dagelijkse richtdosis 2 weken aanhouden:

 

mg/d

20

10

100

20

20

25 ¹

60

75

75

Indien onderhoudsdosis = dagelijkse richtdosis:
alleen stap 3

Stap 3 - Dagelijkse richtdosis halveren en dit 2 à 4 weken aanhouden, daarna de medicatie staken:

 

mg/d

10 ¹

5

50 ¹

0 3

10 ¹

25 ¹

30

37,5

35 ²

CIT = citalopram, EsCIT = escitalopram, DUL = duloxetine, FLV = fluvoxamine, FLX = fluoxetine, PAR = paroxetine, SER = sertraline, VLX = venlafaxine, AMT = amitriptyline; grijze & cursief gedrukte vlakken = commercieel beschikbare antidepressiva
¹ De tabletten dienen bij voorkeur met een pillensnijder gedeeld te worden.
² Door een combinatie van de commercieel beschikbare 10 mg en 25 mg.
3 Fluoxetine is een uitzondering en mag onmiddellijk gestaakt worden.


Indien er toch te veel onttrekkingsverschijnselen zijn, kan de dosis teruggebracht worden naar de vorige dosis waarbij er geen klachten waren. Meestal verdwijnen deze dan binnen de 1 à 3 dagen, waarna men het antidepressivum trager afbouwt. In dit geval is het beter het afbouwschema in Tabel 3 te gebruiken. Een uitzondering vormt fluoxetine dat een lange halfwaardetijd heeft, waardoor men van 20 mg naar 0 mg kan gaan zonder af te bouwen. Zit men boven de aanbevolen dagelijkse richtdosis, is het voor fluoxetine waarschijnlijk evenmin nodig om 2 tot 4 weken af te bouwen tot die dosis.

  • Als er vooraf wel risicofactoren aanwezig zijn, kan men sterkere onttrekkingsverschijnselen verwachten. Men bouwt dan altijd trager af (zie Tabel 3). Ook hier dient men eerst over 2 tot 4 weken af te bouwen naar de dagelijks aanbevolen richtdosis van het antidepressivum. Nadien bouwt men per week geleidelijk verder af. Bij onttrekkingsverschijnselen kan men nog trager afbouwen.

Tabel 3: Afbouwschema bij aanwezigheid van 1 of meer risicofactoren (gebaseerd op NHG)

Stap Duur Eenheid CIT EsCIT FLV PAR SER DUL VLX AMT
Stap 1 1 week mg/d 20 10 100 20 50 60 75 75
Stap 2 1 week mg/d 10 5 50 10 25 30 37,5 50
Stap 3 1 week mg/d 6 3 30 7 15 15 20 40
Stap 4 1 week mg/d 4 2 20 5 10 10 12 30
Stap 5 1 week mg/d 3 1,5 15 3 7,5 6 7 25
Stap 6 1 week mg/d 2 1 10 2 5 4 5 20
Stap 7 1 week mg/d 1 0,5 5 1 2,5 2 3 15
Stap 8 1 week mg/d 0,5 0,25 2,5 0,5 1,2 1 2 10
Stap 9 1 week mg/d stop stop stop stop stop   1 5
Stap 10   mg/d             stop stop
CIT = citalopram, EsCIT = escitalopram, , FLV = fluvoxamine, PAR = paroxetine, SER = sertraline, DUL = duloxetine, VLX = venlafaxine, AMT = amitriptyline ; donker grijze & cursief gedrukte vlakken = beschikbare antidepressiva; licht grijze vlakken = magistrale bereidingen


De donkergrijs gearceerde en cursief gedrukte vakken in de Tabellen 2 en 3 zijn de sterktes van de antidepressiva die beschikbaar zijn (of waarbij men slechts 1x moet delen met een pillensnijder); de licht grijs gearceerde vlakken zijn de sterktes die als magistrale bereiding kunnen voorgeschreven worden. Het is, in dit geval, aan te raden om het aantal milligram in capsules te laten bereiden door de apotheker in plaats van gebruik te maken van een pillensnijder of de tabletten te breken, omwille van het risico van te grote doseerfouten. Magistraal bereide vloeibare toedieningsvormen van het antidepressivum zijn niet aanbevolen wegens groter risico op doseringsfouten, zeker bij lagere dosissen.

In tegenstelling tot Nederland is er op dit moment nog geen specifieke aflevering voor tapering beschikbaar in België. Dit zijn medicatiestrips waarin vooraf bereide tabletten van antidepressiva aanwezig zijn, in afbouwende hoeveelheden, die achtereenvolgens ingenomen kunnen worden5.

Tijdens de afbouw hoeft niet elke dosis van het antidepressivum uit het schema apart magistraal voorgeschreven te worden. Men combineert gewoon verschillende capsule-dosissen om de juiste afbouwdosissen te bekomen. Om fouten te vermijden, gebruikt men beter weekmedicatiedozen en/of verschillende capsule-kleuren. Duidelijke afspraken tussen arts, apotheker en patiënt zijn dus nodig. Tabel 4 bevat voorbeelden van capsule-dosissen voor de benodigde magistrale doseereenheden van de voorgestelde afbouwschema’s. Hierbij moet de patiënt maximaal 2 capsules per dag innemen. Andere combinaties zijn natuurlijk ook mogelijk.

Tabel 4: Minimaal vereiste capsule-dosissen

Antidepressivum Benodigde capsules
Citalopram  Capsules van 0,5 mg, 1 mg, 2 mg en 5 mg
Escitalopram Capsules van 0,25 mg, 0.5 mg, 1 mg en 2 mg
Fluvoxamine Capsules van 2,5 mg, 5 mg, 10 mg en 20 mg
Paroxetine Capsules van 0,5 mg, 1 mg, 2mg en 5 mg
Sertraline Capsules van 1,25 mg, 2,5 mg, 5 mg en 10 mg
Duloxetine Capsules van 1 mg, 2 mg, 5 mg en 10 mg
Venlafaxine Capsules van 1 mg, 2 mg, 5 mg en 10 mg
Amitriptyline Capsules van 5mg, 10mg en 20 mg

 

Om een idee van de prijs van een afbouwschema te krijgen, worden in onderstaande tabel de prijzen bij benadering gegeven van de in tabel 3 en 4 voorgestelde schema’s. De prijs van een terugbetaalbare magistrale bereiding is de optelsom van:
  • voor elke benodigde module (dit zijn max. 10 gelules van een bepaalde dosis) die max. 1,23 EUR remgeld kost (bij het voorkeurstarief (Omnio statuut) betaalt men slechts 0,32 EUR per module).
  • de specialiteitsverpakking die men moet gebruiken om de bereiding te maken, of de grondstof. Het remgeld wordt gegeven op de website van het BCFI. Dit kan variëren van specialiteit tot specialiteit en van het moment.
Voor citalopram is dit bijvoorbeeld (op 5 maart 2019): de prijs van het goedkoopste doosje 3,23 euro (28x20mg, deelb) + 8 maal 1,23 euro (1 module 0,5mg, 3 modules 1mg, 3 modules 2mg en 1 module 5mg) = 13,07 euro remgeld.

Tabel 5: Kostprijs van de voorgestelde afbouwschema’s voor de patiënt (remgeld)
Antidepressivum Benodigde capsules Prijs goedkoopste doosje Modules Totaal remgeld (gewoon tarief)
Citalopram  0,5 mg (7¹), 1 mg (21), 2 mg (28) en 5 mg (7) 3,23 EUR
28x 20mg (deelb)
8 13,07 EUR
Escitalopram 0,25 mg (7), 0,5 mg (14), 1 mg (21) en 2 mg (21) 2,4 EUR
28x 5mg
9 13,47 EUR
Fluvoxamine 2,5 mg (7), 5 mg (14), 10 mg (21) en 20 mg (14) 3,05 EUR
30x 100mg (deelb)
8 12,89 EUR
Paroxetine⁵ 0,5 mg (7), 1 mg (14), 2mg (21) en 5 mg (14) 2,96 EUR
28x 20mg (deelb)
8 12,80 EUR
Sertraline 1,25 mg (7), 2,5 mg (14), 5 mg (21) en 10 mg (14) 10,30 EUR
30x 50mg (deelb)
8 13,14 EUR
Duloxetine 1 mg (14), 2 mg (21), 5 mg (14) en 10 mg (14) 13,35 EUR
28x 30mg
9 (4x ≥13,45 EUR²/ bereiding) Geen remgeld maar volle prijs, minstens 67,15 EUR⁴
Venlafaxine 1 mg (14), 2 mg (28), 5 mg (14) en 10 mg (21) 11,11 EUR
28 x 37,5mg
10 (4x ≥13,45 EUR²/ bereiding) Geen remgeld maar volle prijs, minstens 64,91 EUR⁴
Amitriptyline⁵ 5mg (14), 10mg (n-M) en 20 mg (n-M) 0,61 EUR
100 x 10mg
2 3,07 EUR³
¹ De cijfers tussen haakjes in de kolom “Benodigde capsules” zijn het aantal capsules van die bepaalde dosis die men nodig heeft in de voorgestelde afbouwschema’s.
² De apotheker mag hier een honorarium naar wens aanrekenen. Dit is niet vastgelegd. Het bedrag 13,45 EUR is wat het RIZIV voorziet en vergoedt aan de apotheker voor terugbetaalde bereidingen en is slechts richtinggevend.
³ Amitriptyline 10 mg (Redomex 10mg) is op de markt. Voor veelvouden van 10mg moet men de gecommercialiseerde middelen gebruiken, want anders is de bereiding niet terugbetaalbaar.
⁴ Een magistrale bereiding is niet terugbetaalbaar als men vertrekt van maagsapresistente tabletten of tabletten met vertraagde afgifte. Duloxetine en venlafaxine bestaan enkel onder deze vorm, vandaar dat men de volledige prijs betaalt.
⁵ Amitriptyline (Redomex) en paroxetine (Seroxat) bestaan ook als grondstof, maar deze worden niet terugbetaald; de apotheker moet de specialiteit gebruiken om de bereiding terugbetaalbaar te houden. Men schrijft in dit geval de commercieel beschikbare dosissen dus best niet als VOS (voorschrift op stofnaam) voor.

Men kan alle bereidingen van een afbouwschema van 1 molecule op 1 voorschrift zetten. Men mag immers op 1 voorschrift tot maximaal 6 modules (60 gelules) voorschrijven voor 1 specifieke dosering. In de voorgestelde schema’s zit men nergens boven deze limiet. Hieronder vindt men 3 voorbeelden (citalopram, paroxetine en amitriptyline) van hoe magistrale voorschriften dienen opgesteld te worden in het geval men de voorgestelde afbouwschema’s gebruikt:
Citalopram R/ citalopram 5mg
f. gel. 1 DT 7
S/ volgens afbouwschema
 
R/ citalopram 2mg
f. gel. 1 DT 28
S/ volgens afbouwschema
 
R/ citalopram 1 mg
f.gel. 1 DT 21
S/ volgens afbouwschema
 
R/ citalopram 0,5 mg
f.gel. 1 DT 7
S/ volgens afbouwschema
Amitriptyline R/ Redomex 5mg
f. gel. 1 DT 14
S/ volgens afbouwschema
Paroxetine R/  Seroxat 5mg
f.gel. 1 DT 14
S/ volgens afbouwschema

Begeleiding door een arts en het ernstig nemen van de onttrekkingsverschijnselen zijn niet alleen belangrijk voor het slagen van de afbouw, maar ze verminderen ook de kans op herval3. Bovendien blijkt uit de recente systematische review van Maund et al. (2019) dat extra begeleiding met cognitieve of op mindfulness gebaseerde gedragstherapie hiertoe bijdraagt. De mogelijkheden hiertoe zijn echter vaak beperkt10.

2. Omschakelen tussen antidepressiva

Er bestaan 4 methodes voor het omschakelen tussen antidepressiva2:

  1. De conservative switch bestaat uit het traag afbouwen (over 2 à 4 weken) van het te stoppen antidepressivum; hierna wacht men 5 keer de halfwaardetijd van dat middel (de wash-out periode genoemd) vooraleer men het nieuwe antidepressivum opstart. Dit kan minder efficiënt zijn, omdat het lang duurt en het nieuwe middel pas laat gestart kan worden.

  2. Bij de moderate switch doet men het afbouwen sneller, in ongeveer 2 weken, waarna een wash-out periode van 2 à 4 dagen en het opstarten van het nieuwe antidepressivum volgt.

  3. Bij de cross-taper switch kan men het nieuwe middel reeds geleidelijk opstarten tijdens de geleidelijke afbouw van het eerste middel en zonder een wash-out periode.

  4. Men kan abrupt omschakelen zonder af te bouwen of een wash-out periode te voorzien, mits er geen potentiële interacties zijn. Dit is de direct switch.

De “cross-taper” en de “direct switch” worden beter opgevolgd door een psychiater, maar de “conservative” en “moderate switch” kunnen ook door de huisarts.
Drie zaken mag men niet vergeten:

  • Hoe sneller de omschakeling, hoe meer risico op onttrekkingsverschijnselen.

  • Elke omschakeling kan onttrekkingsverschijnselen geven.

  • Niet elk antidepressivum mag op hetzelfde moment gestart of afgebouwd worden, met andere woorden: cross-tapering is soms niet aangewezen.

In Tabel 6 worden de mogelijke omschakelingen tussen de meest gebruikte antidepressiva weergegeven. De situaties waar enkel een conservatieve omschakeling (conservative switch) aanbevolen is, worden aangeduid, evenals de antidepressiva die niet samen mogen worden toegediend. Als cross-tapering toch mogelijk is, wordt dit zo vermeld. Soms mag men ook de wash-out periode laten wegvallen en onmiddellijk starten met het nieuwe middel. Waar dit kan, wordt dit ook aangeduid. Mits voldoende expertise is het mogelijk om deze kortere schema’s als huisarts te volgen, maar men kan even goed, in samenspraak met de patiënt, ervoor kiezen, in deze gevallen, de moderate of conservative switch toe te passen: men bouwt het eerste antidepressivum in 2 weken (moderate) of over 2 à 4 weken (conservative) af, daarna wacht men gedurende de wash-out periode (2 à 4 dagen voor moderate; 5 maal de halfwaardetijd voor conservative), waarna men het nieuwe middel start.
Elke omschakeling moet strikt opgevolgd worden en, indien mogelijk, samen met cognitieve of op mindfulness gebaseerde gedragstherapie. Het is altijd mogelijk dat het omschakelschema moet aangepast worden naar een tragere methode, afhankelijk van de patiënt, ziekte en/of ander medicatiegebruik op dat moment2.

Tabel 6: Switch schema tussen antidepressiva (gebaseerd op Keks et al., Australian Prescriber 2016)

van/naar

CIT/EsCIT/PAR/SER

FLX

FLV

DUL/VLX

AMT

CIT/EsCIT/PAR/SER

Afbouwen eerste SSRI en tegelijkertijd starten tweede SSRI aan lage dosis ¹

Afbouwen en stoppen SSRI, geen wash-out periode, dan FLX starten aan 10mg ²

Afbouwen en stoppen SSRI, geen wash-out periode, daarna FLV starten aan 50mg ²

Afbouwen en tegelijkertijd starten DUL/VLX aan lage dosis ¹

Afbouwen SSRI, tegelijkertijd AMT starten aan lage dosis (25mg) ¹

FLX

Stop FLX (of afbouwen als >40mg/d), wacht 7 dagen voor wash-out, dan tweede SSRI starten aan lage dosis ² ³

 

Stop FLX (of afbouwen als >40mg/d), wacht 14 dagen voor wash-out, dan FLV starten aan 50mg² ³

Afbouwen en stoppen van FLX, wacht 7 dagen voor wash-out, dan DUL/VLX starten aan lage dosis ² ³

Stop FLX (of afbouwen als >40mg/d), wacht 14 dagen voor wash-out, dan AMT starten aan lage dosis (25mg) gedurende 3 weken ⁴

FLV

Afbouwen en stoppen FLV, geen wash-out, daarna SSRI starten aan lage dosis ²

Afbouwen en stoppen FLV, geen wash-out, dan FLX starten aan 10mg ²

 

Afbouwen en stoppen FLV, geen wash-out, daarna start DUL/VLX aan lage dosis ²

Afbouwen FLV, tegelijkertijd starten van AMT aan 25mg ¹

DUL/VLX

Afbouwen DUL/VLX, tegelijkertijd starten SSRI aan lage dosis ¹

Afbouwen en stoppen DUL/VLX, geen wash-out, daarna FLX starten aan 10mg ²

Afbouwen en stoppen DUL/VLX, geen wash-out, daarna FLV starten aan 50mg ²

Afbouwen DUL/VLX, tegelijkertijd alternatief SNRI starten aan lage dosis ¹

Afbouwen DUL/VLX, tegelijkertijd starten AMT aan 25mg ¹

AMT

Afbouwen AMT, tegelijkertijd SSRI opstarten aan lage dosis ¹

Afbouwen en stoppen AMT, geen wash-out, daarna FLX opstarten

Afbouwen AMT, tegelijkertijd starten FLV aan 50mg ¹

Afbouwen AMT, tegelijkertijd starten DUL/VLX aan lage dosis ¹

 

CIT = citalopram, EsCIT = escitalopram, DUL = duloxetine, FLV = fluvoxamine, PAR = paroxetine, SER = sertraline, VLX = venlafaxine, AMT = amitriptyline
¹ Dit is cross-tapering, maar men kan als huisarts opteren om de moderate of conservative switch als schema te volgen, wat minder risico geeft op onttrekkingsverschijnselen. Dit houdt dan in: men bouwt het eerste antidepressivum in 2 weken (moderate) of over 2 à 4 weken (conservative) af, daarna wacht men gedurende de wash-out periode, waarna men het nieuwe middel start.
² Het samen voorschrijven van deze 2 antidepressiva wordt niet aangeraden.
³ Fluoxetine kan nog steeds interacties geven met het nieuwe antidepressivum tot 5 tot 6 weken na stoppen (voornamelijk de hogere dosissen) door zijn lange halfwaardetijd en actieve metaboliet.
⁴ Fluoxetine kan gedurende verschillende weken de concentratie van tricyclische antidepressiva verhogen.

Bronnen

1 KNMP, NHG, NVvP en MIND. Multidisciplinair document “Afbouwen SSRI’s en SNRI’s.” September 2018. (https://www.thuisarts.nl/depressie/ik-wil-antidepressiva-afbouwen)
Keks N. et al. Switching and stopping antidepressants. Australian Prescriber 2016; 39: 76-83. http://dx.doi.org/10.18773/austprescr.2016.039
Wilson E. et al. A review of the management of antidepressant discontinuation symptoms. Ther Adv Psychopharmacol 2015, Vol. 5(6) 357–368. DOI: 10.1177/2045125315612334
Declercq T. et al. Depressie bij volwassenen. Richtlijn Domus Medica september 2017.
https://domusmedica.be/sites/default/files/Richtlijn%20depressie%20bij%20volwassenen_0.pdf
Groot P.C. et al. Taperingstrips voor paroxetine en venlafaxine. Tijdschrift voor psychiatrie 55 (2013) 10: 789-794.
Groot P.C. et al. Antidepressant taperingstrips to help people safely come off medication. Psychosis 2018;10-2:142-5. DOI: 10.1080/17522439.2018.1469163
Tint A. et al. The effect of rate of antidepressant tapering on the incidence of discontinuation symptoms: a randomised study. J Psychopharmacol 2008;22:330-2. DOI: 10.1177/0269881107081550
Haddad P.M. et al. Recognising and managing antidepressant discontinuation symptoms. Advances in Psychiatric Treatment 2007;13:447-57. DOI: 10.1192/apt.bp.105.001966
Pitchot W. et al. Syndrome de discontinuation associé aux antidépresseurs. Rev Med Liege 2007; 62 : 10 : 624-627
10 Maund E. et al. Managing antidepressant discontinuation: a systematic review. Ann. Fam Med 2019; 17: 52-60. DOI: 10.1370/afm.2336