Zelfmoordgedachten en depressie door geneesmiddelen

Meerdere geneesmiddelen van uiteenlopende klassen worden in verband gebracht met het optreden van depressie en/of zelfmoordgedachten. Het vermoeden dat een geneesmiddel depressie en/of zelfmoordgedachten uitlokt, is dikwijls enkel op casuïstische meldingen gebaseerd; soms beschikt men echter over klinische studies die de causaliteit bewijzen. Bij de individuele patiënt is een causaal verband echter moeilijk te bewijzen: het gaat immers vaak om patiënten die omwille van hun onderliggend lijden, risico lopen op het ontwikkelen van depressie en/of zelfmoordgedachten.

Volgende geneesmiddelen kunnen depressie en/of zelfmoordgedachten uitlokken.

  • Antidepressiva. Er is evidentie dat antidepressiva bij kinderen en adolescenten kunnen leiden tot zelfmoordgedachten en automutilatie; daarenboven is de doeltreffendheid (mogelijk met uitzondering van fluoxetine) in deze leeftijdsgroep onvoldoende bewezen [zie Folia december 2004 en Folia augustus 2006 ]. Ook bij volwassenen kan voor geen enkel antidepressivum een verhoogd risico van zelfmoordgedachten uitgesloten worden [zie Folia maart 2006 ]
  • Anti-epileptica. Een analyse door de FDA van ongeveer 200 placebo-gecontroleerde studies met 11 anti-epileptica toonde voor de anti-epileptica een verdubbeling van de incidentie van zelfmoordgedachten (0,43% versus 0,22%); de toename was zichtbaar vanaf de eerste week van de behandeling ( www.fda.gov/cder/drug/infopage/antiepileptics/default.htm )
  • Atomoxetine , bij kinderen en adolescenten met ADHD [zie Folia november 2007 ]
  • Benzodiazepines , gegeven aan depressieve patiënten, kunnen door hun ontremmende werking aanleiding geven tot zelfmoord.
  • Interferonen , in het bijzonder interferon-alfa.
  • Isotretinoïne [zie Folia maart 2006 ].
  • Mefloquine [zie Folia mei 2001 ], vooral bij de hoge doses zoals gebruikt bij de behandeling van malaria.
  • Montelukast. Het gaat om een vroeg signaal van de FDA, waarbij de FDA zelf benadrukt dat de causaliteit verder onderzocht moet worden ( www.fda.gov/cder/drug/early_comm/ montelukast.htm ).
  • Rimonabant [zie Folia februari 2008 ].
  • Varenicline. Het gaat voor dit rookstopmiddel om een aantal meldingen verzameld sedert de commercialisering ( www.fda.gov/cder/drug/infopage/varenicline/default.htm).
  • Varia: anti-androgenen (bv. cyproteronacetaat, flutamide), β-blokkers (vooral lipofiele), cinnarizine, flunarizine, methyldopa en dopamine-agonisten, progestagenen

Bijzondere oplettendheid is geboden wanneer met deze geneesmiddelen symptomen van depressie en/of zelfmoordgedachten optreden; men dient te denken aan het geneesmiddel als mogelijke oorzaak.

In de bijsluiters van de betrokken geneesmiddelen zijn de aanbevelingen niet altijd eensluidend: voor sommige geneesmiddelen wordt enkel gewaarschuwd voor het mogelijk optreden van depressie; voor andere geneesmiddelen wordt gesteld dat het gebruik van het middel gecontra-indiceerd is bij patiënten met depressie.