Inhalatiecorticosteroïden bij chronisch obstructief longlijden

Naar aanleiding van het artikel "Farmacotherapie bij chronisch obstructief longlijden" [ Folia april 2005 ] ontvingen we van een arts volgende reacties over de behandeling met inhalatiecorticosteroïden.

  • In het artikel werd geschreven dat een inhalatiecorticosteroïd een plaats heeft bij patiënten met ernstig tot zeer ernstig COPD (ESW < 50%) met frequente exacerbaties (b.v. 3 exacerbaties in de laatste drie jaar volgens de GOLD-aanbevelingen). De arts merkt op dat de meeste COPD-patiënten minstens drie exacerbaties in een periode van drie jaar zullen doormaken. Een beter criterium voor het starten van een inhalatiecorticosteroïd bij COPD is volgens de arts de volgende: ESW minder dan 50% en 2 of meer exacerbaties per jaar. Dit komt inderdaad overeen met de aanbevelingen van NICE en met een recent artikel in de Brit Med J [2005; 330: 640-44] .
  • De arts merkt ook terecht op dat wanneer er na enkele maanden geen winst (objectief of subjectief) kan worden vastgesteld, het zinloos is de behandeling met het inhalatiecorticosteroïd verder te zetten. Volgens de gecombineerde aanbevelingen van de American Thoracic Society en de European Respiratory Society is het inderdaad nuttig de behandeling te stoppen wanneer er twijfels zijn over de doeltreffendheid, maar dient het inhalatiecorticosteroïd opnieuw te worden gestart wanneer exacerbatie optreedt. Het beoordelen van het effect van inhalatiecorticosteroïden bij COPD is in de praktijk wel zeer moeilijk, o.a. door de spontane schommelingen van de aandoening (ten gevolge van luchtweginfecties, blootstelling aan prikkelende stoffen) en een wisselende therapietrouw.