Corticosteroïden en risico van glaucoom

Het is bekend dat corticosteroïden, systemisch of lokaal toegediend, ongewenste effecten ter hoogte van het oog kunnen veroorzaken: bv. cataract, verdunning van de sclerae, vertraagde genezing van het cornea-epitheel. Meer zelden kunnen corticosteroïden oogdrukstijging en glaucoom veroorzaken, met een klinisch beeld dat sterk gelijkt op open-hoekglaucoom. In het Ned Tijdschr Geneeskd [2005; 149: 2485-9] wordt aandacht besteed aan dit risico van glaucoom. Het risico van glaucoom is afhankelijk van de toedieningsweg: grootst bij peri-oculaire injectie van depot-preparaten, minder groot voor oogdruppels en preparaten voor lokale toediening op de huid rond het oog, laagst voor preparaten voor systemische toediening of via inhalatie. Het risico van glaucoom neemt toe met de sterkte van het corticosteroïd en met de dosering. Het risico is ook verhoogd bij personen met reeds bestaand open-hoekglaucoom. De oogdrukstijging treedt meestal op binnen de weken na starten van het corticosteroïd, maar soms veel later. Bij een behandelingsduur tot 1 jaar is de drukstijging meestal reversibel bij stoppen van de behandeling, maar deze kan irreversibel zijn bij langduriger behandeling.

Regelmatige controle van de oogdruk is belangrijk bij patiënten behandeld met corticosteroïden, zeker bij bestaan van familiale antecedenten van open-hoekglaucoom en bij toepassing van corticosteroïden in of rond het oog.