Medegedeeld door het Centrum voor Geneesmiddelenbewaking
Diarree van medicamenteuze oorsprong

Bijwerking melden of PDF voor het melden van vermoede ongewenste effecten.

Bij het optreden van diarree bij een patiënt behandeld met geneesmiddelen moet, naast de talrijke andere mogelijke oorzaken van diarree (o.a. infectie, resorptiestoornissen), een medicamenteuze oorzaak overwogen worden. Bij acute diarree moet het risico van dehydratie geëvalueerd worden, vooral wanneer het gaat om een risicopersoon (zuigelingen, ouderen of immuungedeprimeerde patiënten), alsook bij inname van diuretica, sartanen, ACE-inhibitoren of NSAID’s (gezien het verhoogd risico van nierinsufficiëntie in geval van dehydratie). Bij vermoeden van een medicamenteuze oorzaak zal de beslissing om de behandeling aan te passen (dosis verlagen, verdacht geneesmiddel stoppen) afhangen van de ernst van de diarree, het risico van dehydratie, de indicatie van het verdachte geneesmiddel en de beschikbare alternatieven. Voor  preventie en behandeling van dehydratie verwijzen we naar hoofdstuk 3.6. in het Repertorium.

In la Revue Prescrire werd recent de stand van zaken gegeven in verband met de geneesmiddelen die meest frequent diarree veroorzaken. De geneesmiddelen die diarree kunnen veroorzaken zijn zeer talrijk, en het is niet de bedoeling om in dit artikel een exhaustieve lijst te geven. We wensen volgende punten te belichten.

  • Diarree ten gevolge van proliferatie van Clostridium difficile, en mogelijk leidend tot pseudomembraneuze colitis, wordt vaak veroorzaakt door antibiotica, vooral door clindamycine, penicillines, cefalosporines en chinolonen. Ook protonpompinhibitoren en H2-antagonisten zijn wegens hun effect op de maag-pH in verband gebracht met proliferatie van Clostridium difficile en de daaraan geassocieerde diarree; voorzichtigheid is geboden bij patiënten met reeds risicofactoren voor C. difficile-infectie (langdurige hospitalisatie, antibacteriële behandeling, gevorderde leeftijd…) [zie Folia november 2016]1. Voor de aanpak van diarree door Clostridium difficile verwijzen we naar de Folia van februari 2016.

  • Antitumorale middelen kunnen diarree veroorzaken door aantasting van de gastro-intestinale mucosa; daarenboven kunnen ze door hun immuunsuppressief effect ook  infectieuze diarree in de hand werken  (o.a. door Clostridium difficile). 

  • Voor colchicine, digoxine en lithium, alle drie geneesmiddelen met nauwe therapeutisch-toxische marge, en voor ijzer is diarree één van de symptomen van intoxicatie (voor ijzer vaak bloederige diarree). Er zijn bij deze intoxicaties ook andere, soms levensbedreigende problemen die onmiddellijk een adequate aanpak vergen. 

  • Olmesartan kan leiden tot enteropathie, met ernstige diarree en gewichtsverlies; er zijn geen aanwijzingen dat de andere sartanen deze ernstige enteropathie kunnen veroorzaken [zie Folia februari 2014].

  • Ticlopidine veroorzaakt frequent diarree, meestal in de eerste maanden van de behandeling; deze verdwijnt binnen de 1 à 2 weken, ondanks voortzetten van de behandeling. Chronische diarree met gewichtsverlies is gerapporteerd, en zelden kan lymfocytaire colitis optreden [zie Folia februari 1999]. Ook met clopidogrel is diarree frequent, en is lymfocytaire colitis gerapporteerd2.

  • Isotretinoïne kan leiden tot aantasting van de gastro-intestinale mucosa, met optreden van bloederige diarree, colitis en ileïtis. Bij patiënten met (antecedenten van) inflammatoir darmlijden is verergering van de aandoening gerapporteerd.


Algemene bronnen

Diarrhées d’origine médicamenteuse. La Revue Prescrire 2016;36:748-55

Specifieke bronnen

1 Inhibiteurs de la pompe à protons: infections à Clostridium difficile. La Revue Prescrire 2013;33:432-4
2 SKP Plavix®