Spironolacton

ATC: C03DA01

Aldactone Spironolactone EG

Selecties

Cardiovasculair stelsel:

  • hartfalen met gedaalde ejectiefractie Mild tot ernstig hartfalen (NYHA-klassen II tot IV) : tweede stap, toevoegen in geval van persisterende, ernstige symptomen, ondanks de combinatie ACE-inhibitor/ß-blokker (en een diureticum), en bij afwezigheid van ernstige nierinsufficiëntie

Motivatie

MOTIVATIE VOOR DE SELECTIE

  • Het nut om spironolacton toe te voegen in lage dosis is onderbouwd, het zorgde voor significante winst op de cardiovasculaire morbiditeit en mortaliteit bij personen met matig tot ernstig hartfalen (NYHA-klasse III en IV) die reeds diuretica, ACE-inhibitoren en meestal ook digitalis kregen.
  • In deze indicatie wordt het gebruik van spironolacton door de praktijkrichtlijnen aanbevolen.

Indicatie
Hartfalen met
gedaalde ejectiefractie
- tweede stap
Criteria voor de selectie Werkzaamheid +
Veiligheid +
Gebruiksgemak
Prijs
Expert
consensus
+


Dosering

  • starten met 12.5 mg 1x/d, eventueel te verhogen tot maximum 50 mg 1x/d.

Bij leverinsufficiëntie de behandeling starten met de laagste dosis. Deze dosis kan dan geleidelijk worden verhoogd indien nodig.

In geval van nierfalen

  • Patiënten met lichte nierinsufficiëntie (glomerulaire filtratiesnelheid [GFR] 60-90 ml/min) moeten starten met de laagste dosis. De serumkaliumconcentratie en de nierfunctie moeten nauwlettend worden gecontroleerd.
  • Spironolacton is gecontra-indiceerd bij patiënten met ernstige nierinsufficiëntie (GFR < 30 ml/min).

Delen en pletten

  • delen: zie prijzentabel
  • pletten: de compr.Aldactone® 25mg en 50 mg en Spironolactone EG® 25 mg mogen ex tempore geplet worden (lichtgevoeligheid)

zie ook: www.pletmedicatie.be

Voorzorgsmaatregelen voor gebruik

BIJZONDERE VOORZORGEN VOOR OUDEREN
  • Periodieke bloedcontrole wordt aanbevolen, vooral bij oudere patiënten, vanwege het risico op hyperkaliëmie, hyponatriëmie en mogelijke voorbijgaande verhoging van uremie.
  • Voorzichtigheid is geboden bij diabetes, verminderde nierfunctie of leverinsufficiëntie (vanwege het verhoogd risico van hyperkaliëmie).
  • Vanwege het risico op hyperkaliëmie is het niet aangewezen om spironolacton toe te dienen:
    • samen met: kaliumsupplementen, een kaliumrijke voeding, zoutvervangers die kalium bevatten, niet-steroïdale anti-inflammatoire geneesmiddelen (NSAID), angiotensineconversie-enzyminhibitoren (ACE-inhibitoren), antagonisten van de angiotensine-IIreceptoren (sartanen), heparine of heparine met een laag moleculair gewicht, andere geneesmiddelen of
    • bij aandoeningen die hyperkaliëmie kunnen veroorzaken.

De rubrieken hieronder verwijzen naar de geneesmiddelgroep waartoe het hier beschreven geneesmiddel behoort, indien deze beschikbaar zijn in het Gecommentarieerd Geneesmiddelen Repertorium.

Ongewenste effecten

  • Hyperkaliëmie (zie Inl.6.2.7. Hyperkaliëmie), hyponatriëmie.
  • Eplerenon en spironolacton: endocriene stoornissen (gynaecomastie, amenorroe, impotentie); waarschijnlijk minder met eplerenon.

Interacties

  • Stijging van de kaliëmie bij associëren met kaliumsupplementen of met andere kaliumsparende middelen (o.a. NSAID’s, trimethoprim (co-trimoxazol), heparines, ACE-inhibitoren en sartanen) (zie Inl.6.2.7. Hyperkaliëmie).
  • Verhoogd risico van nierfunctiestoornissen bij associëren met NSAID’s.
  • Stijging van de plasmaconcentraties van lithium.
  • Eplerenon en finerenon zijn substraten van CYP3A4 (zie Tabel Ic. in Inl.6.3.).

Contra-indicaties

  • Voorafbestaande hyperkaliëmie.
  • Eplerenon en spironolacton: ernstige nierinsufficiëntie (SKP).
  • Eplerenon: ernstige leverinsufficiëntie (SKP).

Prijstabel