Betamethason - intra-articulair

ATC: H02AB01

Diprophos
Ouderenzorg

Selecties

Osteo-articulaire aandoeningen:

  • Arthrose: symptomatische kortetermijnbehandeling van acute pijnlijke inflammatoire opflakkeringen bij schouderartrose en gonartrose, bij onvoldoende effect van analgetica.

Motivatie

  • Er zijn studies die effectiviteit op korte termijn (3weken - niet op lange termijn) op pijn aantonen van intra-articulaire of lokale corticosteroïde injecties, vergeleken met placebo, bij gonartrose en schouderartrose (laag niveau van bewijs).
  • Met name bij oudere patiënten, is het risico op bijwerkingen mogelijk lager bij intra-articulaire corticosteroïdeninjecties, indien beperkt, dan bij langdurige NSAID-behandeling.
  • Intra-articulaire injecties met corticosteroïden dienen alleen overwogen te worden als kortdurende aanvullende behandeling voor acute pijnlijke inflammatoire opflakkeringen.
  • Betamethason wordt geselecteerd.

Indicatie
Pijnlijke inflammatoire opflakkeringen bij schouderartrose en gonartrose.
Criteria voor
de selectie
Werkzaamheid +
Veiligheid +
Gebruiksgemak
Prijs
Expert
consensus
+


Dosering

Geen dosisaanpassing nodig op basis van leeftijd.
Goed schudden vóór gebruik.
De aanbevolen dosis is afhankelijk van de grootte van het gewricht en van de ernst van de klacht.
Dosis (in het algemeen): 1 tot 2 ml in grote gewrichten (bv. knie),
  • Afhankelijk van de specialiteit bevat de spuit 6 mg (Celestone®) tot 7 mg (Diprophos®) betamethason-equivalent per ml.

In geval van nierfalen

  • Geen dosisaanpasing bij nierinsufficiëntie.

Voorzorgsmaatregelen voor gebruik

BIJZONDERE VOORZORGEN VOOR OUDEREN

De voorzorgsmaatregelen zijn dezelfde als voor jongere patiënten.

  • Lokale injectie vermijden bij onstabiele gewrichten; herhaalde infiltraties in hetzelfde of meerdere gewrichten vermijden.
  • Voorzichtigheid is geboden bij patiënten met hypertensie, hartfalen, moeilijk te behandelen epilepsie, psychose, gastroduodenaal ulcus.
  • Glucocorticosteroïden kunnen de behoefte aan insuline of orale hypoglykemiërende middelen bij diabetici doen toenemen.
  • Vermijd levende vaccins bij patiënten die een behandeling met corticosteroïden krijgen, in het bijzonder bij gebruik van hoge doses (mogelijk risico op neurologisce complicaties en gewijzigde immuunrespons).

De rubrieken hieronder verwijzen naar de geneesmiddelgroep waartoe het hier beschreven geneesmiddel behoort, indien deze beschikbaar zijn in het Gecommentarieerd Geneesmiddelen Repertorium.

Ongewenste effecten

  • De ongewenste effecten zijn bij systemische toediening frequent en soms ernstig, vooral wanneer de fysiologische dagdoses (20 à 30 mg hydrocortison of equivalent) langdurig overschreden worden.
  • Zout- en waterretentie, soms met oedeem, hypertensie en congestief hartfalen; de ernst ervan hangt af van het mineralocorticoïde effect van de gebruikte substantie (zie rubriek "Plaatsbepaling”), kaliumverlies met spierzwakte en hartaritmieën als gevolg.
  • Syndroom van Cushing met gewichtstoename, moon face, acne, huidatrofie en huidbroosheid, striemen, spieratrofie.
  • Euforie, agitatie, slapeloosheid, psychotische reacties, depressie.
  • Myopathieën, vooral bij kinderen en ouderen, en bij hoge doses.
  • Hyperglykemie, met soms uitlokken van diabetes of verhoogde insulinebehoefte.
  • Verminderde weerstand tegen infecties, in het bijzonder deze door Mycobacterium tuberculosis, Candida albicans en virussen; daarenboven kunnen de klinische symptomen van de infectie worden gemaskeerd.
  • Osteoporose met eventueel fracturen, vooral bij langdurige behandeling met dagdoses overeenkomend met minstens 7,5 mg prednisolon; het botverlies is meest uitgesproken tijdens de eerste 6 maanden van de behandeling [zie Transparantiefiche "Geneesmiddelen bij osteoporose"].
  • Cataract, open-hoekglaucoom.
  • Secundaire bijnierschorsinsufficiëntie (zie de rubriek "Bijzondere voorzorgen").
  • Groeistilstand bij langdurig gebruik bij het kind.
  • Zelden: aseptische botnecrose, vooral ter hoogte van de femurkop, peesrupturen.
  • Intra-articulaire injectie: bacteriële besmetting; er bestaan controversiële gegevens over het mogelijk induceren van kraakbeenletsels (risico in geval van frequente injecties).
  • Epidurale injectie: visusstoornissen, verlamming en CVA (zeldzaam).

Interacties

  • Verhoogd risico van peesruptuur door chinolonen.
  • Verhoogd risico van gastro-intestinale ulceratie door NSAID’s.
  • Verhoogd effect van vitamine K-antagonisten bij associëren met hooggedoseerde corticosteroïden.
  • Verhoogd risico van bloeding bij associëren met heparines met laag moleculair gewicht.
  • Orale corticosteroïden: verhoogd risico van gastro-intestinale bloedingen bij associëren met directe orale anticoagulantia.
  • Verslechtering van de glykemieregeling bekomen met de antidiabetica.
  • Verhoogd risico van hypokaliëmie bij associëren met andere geneesmiddelen die hypokaliëmie veroorzaken (bv. kaliumverliezende diuretica).
  • De corticosteroïden (behalve beclometason) zijn substraten van CYP3A4 (zie Tabel Ic. in Inl.6.3.), met bijvoorbeeld verhoogd risico van systemische effecten bij associëren met sterke CYP3A4-inhibitoren [zie Folia december 2013]. Dexamethason, methylprednisolon en prednison zijn ook substraten van P-gp [zie Tabel Id. in Inl.6.3.].

Contra-indicaties

  • Niet gebruiken bij onbehandelde systemische infecties (tuberculose en andere bacteriële infecties; virale (bv. herpes), parasitaire of mycotische infecties), tenzij adjuverend bij levensbedreigende infecties en bij patiënten met bijnierschorsinsufficiëntie.