Medicamenteuze behandeling van idiopathische juveniele artritis


Abstract

In dit artikel worden in grote lijnen de geneesmiddelen besproken die gebruikt worden bij de behandeling van idiopathische juveniele artritis. Zoals bij reumatoïde artritis bij de volwassene, gaat het vooral om een anti-inflammatoire behandeling en een basisbehandeling met een disease modifier.

Idiopathische juveniele artritis (Juvenile Idiopathic Arthritis of JIA), hoewel zeldzaam, is de meest frequente reumatische aandoening bij kinderen. Algemeen onderscheidt men de mono- of oligoarticulaire vormen (minder dan 5 aangetaste gewrichten; de meest frequente vormen), de polyarticulaire vormen (meer dan 5 aangetaste gewrichten), de systemische vormen (ziekte van Still) en de juveniele spondylarthropathie. Zoals bij reumatoïde polyartritis bij de volwassene [zie Folia maart 2005 ] berust de aanpak van juveniele idiopathische artritis meestal op een anti-inflammatoire behandeling, eventueel geassocieerd aan een basisbehandeling met een disease modifier. Kinesitherapie en revalidatie blijven onontbeerlijk.

  • Acetylsalicylzuur, dat lange tijd de eerstekeuzebehandeling was, wordt niet meer aanbevolen omwille van zijn ongewenste effecten, o.a. risico van Reye-syndroom [zie Folia maart en september 2003 ].
  • De niet-steroïdale anti-inflammatoire farmaca (NSAID ’s) zijn meestal de initiële behandeling, maar in de meeste gevallen zijn ze onvoldoende doeltreffend in monotherapie en worden ze gebruikt als adjuverende behandeling.
  • Corticosteroïden via intra-articulaire injectie, bv. triamcinolonacetonide, kunnen voorgesteld worden bij de mono-of oligoarticulaire vormen.
  • De systemische corticosteroïden dienen vermeden te worden bij het kind omwille van het verhoogde risico van ongewenste effecten, vooral het effect op de groei. Toediening van lage doses corticosteroïden langs orale weg kan wel nuttig zijn bij polyarticulaire of systemische vormen, bv. in afwachting van het effect van de disease modifier of bij een acute opstoot.
  • Een behandeling met een disease modifier is vaak noodzakelijk; methotrexaat is daarbij de eerste keuze. Door gelijktijdige toediening van foliumzuur kunnen bepaalde ongewenste effecten (bv. hematologische) worden tegengegaan [zie ook Folia april 2006 ]. Leflunomide, hydroxychloroquine, sulfasalazine, azathioprine en ciclosporine worden soms gebruikt als alternatief voor methotrexaat, maar hun doeltreffendheid bij idiopathische juveniele artritis is minder onderbouwd. [N.v.d.r.:voor de meeste van deze disease modifiers wordt de indicatie "idiopathische juveniele artritis " niet in de bijsluiter vermeld.]
  • De TNF (Tumor Necrosis Factor)-inhibitoren kunnen overwogen worden bij onvoldoende antwoord op of intolerantie aan methotrexaat. Onder de TNF-inhibitoren is alleen etanercept geregistreerd voor de behandeling van actieve idiopathische juveniele polyarticulaire artritis bij het kind (van 4 tot 17 jaar) [situatie op 1 november 2006]. Etanercept lijkt doeltreffend op korte termijn maar zijn doeltreffendheid en veiligheid op lange termijn zijn nog niet goed bekend. Men dient bedacht te zijn op het risico van soms ernstige ongewenste effecten zoals opportunistische infecties en hematologische stoornissen [zie Folia september 2005 ].
  • In refractaire gevallen worden soms uitzonderlijke behandelingen zoals thalidomide of transplantatie van autologe stamcellen overwogen, maar uiterste voorzichtigheid is geboden omwille van hun gevreesde ongewenste effecten.
  • Nieuwe biologische middelen zoals het humaan anti-IL6-receptor monoclonaal antilichaam, worden momenteel geëvalueerd en tonen veelbelovende resultaten bij de ziekte van Still.

Naar

Hashkes PJ en Laxer RM. Medical treatment of juvenile idiopathic arthritis. JAMA 2005; 294: 1671-84

NICE. Guidance on the use of etanercept for the treatment of juvenile idiopathic arthritis. Via http://www.nice.org.uk