Dit artikel is een update van de kennis over doeltreffendheid en veiligheid van een aantal geneesmiddelen die in 2010 op de markt kwamen, 5 jaar na hun commercialisering. We hebben voor dit artikel een selectie gemaakt van de geneesmiddelen die een impact hebben op de algemene praktijk.
Dexketoprofen, fenticonazol en frovatriptan worden hier niet besproken; na 5 jaar blijven deze middelen respectievelijk een "me too" NSAID, een "me too" azoolderivaat en een "me too" triptaan, met dezelfde ongewenste effecten, voorzorgen en interacties als de andere middelen uit hun klasse.
Abstract |
Eplerenon, een aldosteronantagonist en kaliumsparend diureticum, is in 2010 op de markt gekomen voor de behandeling van symptomatisch hartfalen met linkerventrikeldisfunctie (ejectiefractie ≤ 40%) na een recent myocardinfarct. In 2014 werd de indicatie uitgebreid naar de behandeling van patiënten met geringe klachten van hartfalen (NYHA klasse II) met linkerventrikeldisfunctie (ejectiefractie ≤ 30%). Het BCFI is van oordeel dat aldosteronantagonisten (eplerenon en spironolacton) een plaats hebben in de aanpak van hartfalen bij patiënten met blijvende klachten ondanks optimale standaardbehandeling, behalve bij contra-indicaties. Bij gebrek aan vergelijkende gegevens kan er geen voorkeur worden uitgesproken voor één van beide geneesmiddelen. |
Zowel in de EPHESUS-studie1 bij patiënten met symptomatisch hartfalen (ernst niet gespecifieerd) en linkerventrikeldisfunctie na een recent myocardinfarct, als in de EMPHASIS-HFstudie2 bij patiënten met geringe klachten van hartfalen en linkerventrikeldisfunctie, werd een significante daling van de mortaliteit en morbiditeit vastgesteld bij de patiënten die naast de standaardbehandeling eplerenon toegediend kregen. Er zijn nog steeds geen vergelijkende studies tussen spironolacton en eplerenon; evenmin zijn er rechtstreeks vergelijkende studies met andere middelen voor de aanpak van hartfalen [zie ook Folia maart 2014 ]. In vergelijking met spironolacton werkt eplerenon selectiever ter hoogte van de mineralocorticoïdreceptoren en zou het dus minder hormonale ongewenste effecten zoals gynaecomastie, amenorroe en impotentie veroorzaken; er zijn echter zeer weinig klinische gegevens die dit bevestigen.
Abstract |
In 2010 kwamen 2 preparaten op basis van de ACE-inhibitor zofenopril beschikbaar. Zofenopril in monotherapie is vergund voor de behandeling van hypertensie en voor de preventie van remodellering van het linkerventrikel na acuut myocardinfarct. Een vaste associatie van zofenopril en hydrochloorthiazide, een diureticum, is vergund voor de behandeling van hypertensie. Het BCFI is van oordeel dat zofenopril een plaats heeft in de eerste weken tot maanden na acuut myocardinfarct. Voor de langetermijnbehandeling van hypertensie en hartfalen gaat de voorkeur echter naar ACE-inhibitoren met bewezen werkzaamheid op morbiditeit en mortaliteit. |
Abstract |
De associatie van nicotinezuur en laropiprant, beschikbaar sinds 2010, werd in 2013 uit de markt genomen. Ondanks een gunstig effect op de cholesterolwaarden, bleek de associatie niet te leiden tot een significante vermindering van het aantal majeure cardiovasculaire events; daarenboven werd een verhoogde incidentie van ernstige niet-fatale ongewenste effecten (zoals bloeding en spierzwakte) gezien [zie Folia maart 2013 ]. |
Abstract |
Prasugrel, een anti-aggregans van de groep van de thiënopyridines heeft, in associatie met acetylsalicylzuur, als indicatie de preventie van arteriële trombo-embolie bij patiënten met acuut coronair syndrooom behandeld met percutane coronaire angioplastie. Een dubbele antiaggregerende behandeling met acetylsalicylzuur en een thiënopyridine vermindert het risico van trombose en cardiovasculaire events na coronaire stenting, en is de standaardbehandeling. Recente gegevens bevestigen dat bij patiënten met acuut coronair syndroom prasugrel (en ticagrelor, een ander antiaggregans) doeltreffender zijn dan clopidogrel, maar dat ze geassocieerd zijn aan een verhoogd bloedingsrisico. Er zijn geen vergelijkende studies tussen prasugrel (en ticagrelor. Het BCFI is van oordeel dat clopidogrel de eerste keuze blijft bij de aanpak van acuut coronair syndroom maar dat prasugrel een therapeutische optie is bij patiënten behandeld met percutane coronaire angioplastie die geen hoog bloedingsrisico vertonen. |
Abstract |
Prucalopride, een selectieve agonist ter hoogte van bepaalde serotoninereceptoren (5-HT4), kwam in 2010 beschikbaar voor de behandeling van chronische obstipatie bij vrouwen bij wie laxeermiddelen tot onvoldoende verlichting leiden; in 2015 werd de indicatie uitgebreid naar alle volwassenen. Prucalopride is slechts onderzocht in kortetermijnstudies, werd nooit vergeleken met andere laxativa en is duur. In afwachting van de resultaten van een langetermijnstudie naar de cardiale veiligheid van prucalopride is voorzichtigheid geboden, zeker bij patiënten met antecedenten van ritmestoornissen of coronairlijden. Het BCFI is van oordeel dat prucalopride slechts een zeer beperkte plaats heeft in de aanpak van obstipatie. |
Prucalopride is voornamelijk onderzocht bij vrouwen6, er is slechts 1 studie bij mannen7. Het betreft telkens placebogecontroleerde studies met een studieduur van 12 weken waaruit een beperkt gunstig effect bleek op de intestinale transit en de symptomen van chronische obstipatie. In een recentere studie met een duur van 24 weken bleek prucalopride niet werkzamer dan placebo8. Vergelijkend onderzoek met andere laxativa ontbreekt. Gezien de chemische verwantschap met cisapride dat enkele jaren geleden uit de markt werd genomen omwille van het risico van QT-verlenging en torsades de pointes, kunnen cardiale problemen met prucalopride niet uitgesloten worden. Vijf jaar na commercialisering lijken de gegevens qua cardiale veiligheid weliswaar bemoedigend; zolang de resultaten van een langetermijnstudie naar de cardiale veiligheid van prucalopride echter niet bekend zijn, blijft voorzichtigheid geboden, zeker bij patiënten met antecedenten van ritmestoornissen of coronairlijden.
Abstract |
Liraglutide en saxagliptine worden, zoals de andere antidiabetica die op het incretinesysteem inwerken, meestal gebruikt in associatie met andere antidiabetica, bij onvoldoende doeltreffendheid van of intolerantie aan metformine, in het bijzonder bij patiënten bij wie hypoglykemie of gewichtstoename een grote bezorgdheid is. In een recente studie werd met saxagliptine noch een verhoging noch een vermindering van het aantal cardiovasculaire events gezien. Er zijn nog steeds geen bewijzen over het effect van geneesmiddelen die op het incretinesysteem inwerken in termen van mortaliteit en langetermijncomplicaties van diabetes. Het BCFI is van oordeel dat het niet bewezen is dat liraglutide en saxagliptine een meerwaarde hebben ten opzichte van de andere antidiabetica die op het incretinesysteem inwerken. |
Abstract |
Propiverine, een anticholinergicum, kwam in 2010 beschikbaar voor de behandeling van urge-incontinentie door overactieve blaas; in oktober 2015 kwam een pediatrische dosering op de markt. Het BCFI is van oordeel dat propiverine geen meerwaarde heeft boven andere anticholinergica in de aanpak van urge-incontinentie door overactieve blaas. |
Abstract |
Een associatie op basis van extracten van Pygeum africanum en van brandnetel (Prostatonin®) kwam in 2010 beschikbaar voor de symptomatische behandeling van benigne prostaathypertrofie. Dit geneesmiddel werd geregistreerd volgens de vereenvoudigde procedure met betrekking tot het traditionele gebruik van bepaalde planten. Er bestaat weinig evidentie over de doeltreffendheid van dit preparaat. Deze associatie werd eind 2013 uit de markt genomen. |
Abstract |
ChondroCelect® bevat een suspensie van autologe kraakbeencellen die vooraf bij de patiënt werden geoogst uit gezond kraakbeenweefsel ter hoogte van de knie, en nadien in vitro werden vermenigvuldigd; de chondrocyten worden nadien geïmplanteerd ter hoogte van het knieletsel. Sinds de commercialisering in 2010 zijn er geen nieuwe gerandomiseerde studies verschenen. ChondroCelect® is duur, en wordt op dit ogenblik in België niet terugbetaald; dit is evenmin het geval in Frankrijk en Nederland waar de terugbetaling werd geweigerd omwille van onvoldoende bewezen therapeutische waarde. Ook volgens het National Institute for Health and Clinical Excellence (NICE, Verenigd Koninkrijk) zijn er nog onvoldoende gegevens over de werkzaamheid op lange termijn en over de kosten-batenverhouding.13 |
Abstract |
Ook 5 jaar na commercialisering zijn er geen overtuigende gegevens die een klinisch voordeel van het antidepressivum agomelatine aantonen; rapporten van levertoxiciteit hebben daarenboven geleid tot een aantal contra-indicaties en voorzorgen. Het BCFI is van oordeel dat de risico-batenverhouding van agomelatine ongunstig is ("Posol. –" in het Gecommentarieerd Geneesmiddelenrepertorium). Ook is de kostprijs van agomelatine hoger dan deze van de meeste andere antidepressiva. Er zijn voor Valdoxan® bijkomende "risicobeperkende activiteiten" vereist in verband met levertoxiciteit en in verband met interacties met CYP1A2-inhibitoren (symbool ter hoogte van de specialiteit). |
Agomelatine is sinds zijn commercialisering onderwerp van discussie geweest, zowel qua doeltreffendheid als qua ongewenste effecten.14
Abstract |
In 2010 kwamen twee geconjugeerde polysacharidevaccins tegen pneumokokkeninfecties beschikbaar voor de immunisatie van kinderen en zuigelingen: een vaccin tegen 10 types pneumokokken (PCV10, Synflorix®) en een vaccin tegen 13 types pneumokokken (PCV13, Prevenar13®, met bijkomend de pneumokokkenstammen 3, 6A en 19A). Sindsdien werd PCV13 ook vergund voor gebruik bij volwassenen. Het BCFI is van oordeel dat vaccinatie van zuigelingen en kinderen met PCV10 of PCV13 en van volwassenen met PCV13 bescherming kan bieden tegen bepaalde pneumokokkeninfecties, maar de bescherming is slechts partieel en enkel gericht tegen de serotypes in het vaccin. Ook bij gevaccineerde personen moet elke infectie waarbij pneumokokken als oorzaak worden vermoed, dan ook zonder uitstel adequaat worden behandeld. |
Abstract |
Golimumab en certolizumab zijn TNF-remmers. Golimumab had in 2010 als oorspronkelijke indicaties reumatoïde artritis, psoriatische artritis en spondylitis ankylosans; sindsdien heeft het ook als indicatie colitis ulcerosa. Certolizumab had als oorspronkelijke indicatie reumatoïde artritis; sindsdien heeft het ook als indicatie psoriatische artritis en axiale spondylartritis (o.a. spondylitis ankylosans). Bij gebrek aan vergelijkende studies zijn er geen harde gegevens die toelaten om de ene TNF-remmer boven de andere te verkiezen. In sommige bronnen, maar niet in alle, wordt de voorkeur gegeven aan TNF-remmers waarvoor een ruimere ervaring bestaat, met name infliximab, etanercept en adalimumab. Gebruiksgemak en kostprijs kunnen de keuze mee bepalen. Voor alle TNF-remmers zijn er bijkomende "risicobeperkende activiteiten" vereist in verband met de risico’s (o.a. infecties, overgevoeligheidsreacties, maligniteiten) (symbool ter hoogte van de specialiteit).17 |
Abstract |
Ustekinumab is een monoklonaal antilichaam gericht tegen een subeenheid van interleukines 12 en 23. Ustekinumab had in 2010 als oorspronkelijke indicatie psoriasis; sindsdien heeft het ook als indicatie psoriatische artritis. Vijf jaar na commercialisering is de ervaring met ustekinumab nog steeds beperkt, en het veiligheidsprofiel is zeker niet gunstiger dan dit van de TNF-remmers. Ustekinumab kan in zeldzame gevallen pustulaire psoriasis uitlokken. Sommige bronnen, maar niet alle, geven de voorkeur aan een TNF-remmer boven ustekinumab. Opnieuw kunnen kostprijs en gebruiksgemak de keuze mee bepalen. Er zijn voor ustekinumab bijkomende "risicobeperkende activiteiten" vereist in verband met de risico’s (o.a. infecties, overgevoeligheidsreacties, maligniteiten) (symbool ter hoogte van de specialiteit).18 |
Abstract |
Een geneesmiddel op basis van extracten van Pelargonium sidoides (Kaapse geranium) kwam in 2010 op de markt voor de behandeling van verkoudheid. Dit geneesmiddel werd geregistreerd volgens de vereenvoudigde procedure betreffende het traditionele gebruik van bepaalde planten. Vijf jaar na commercialisering is de werkzaamheid van dit plantenextract nog steeds niet onderbouwd en mogelijk zijn er problemen met de veiligheid van het middel. Het BCFI is van oordeel dat Pelargonium sidoides geen plaats heeft in de aanpak van verkoudheid. |
De auteurs van een Cochrane Review19 onderzochten de werkzaamheid van P. sidoides in de behandeling van acute luchtweginfecties (verkoudheid, acute bronchitis, acute sinusitis); slechts 1 kleine studie (n=105) onderzocht de behandeling van banale verkoudheid. De kwaliteit van de studies is laag en er kan geen uitspraak gedaan worden over de eventuele werkzaamheid van P. sidoides.
In Duitsland, waar fytotherapie vaak gebruikt wordt, zijn gevallen van ernstige levertoxiciteit gemeld bij patiënten behandeld met P. sidoides; een causaal verband is echter niet duidelijk20,21. Het Duitse geneesmiddelenagentschap heeft in 2012 beslist dat er een PASS-studie (Post Authorisation Safety Study) moest uitgevoerd worden omtrent de veiligheid van P. sidoides; de resultaten van deze studie zijn momenteel nog niet bekend.
1 N Engl J Med 2003; 348: 1309-21
2 N Engl J Med 2011; 364: 11-21 (doi:1 0.1056/NEJMoa1009492)
3 JAMA 2013; 310: 189-98 (doi: 10.1001/jama.2013.7086)
4 Australian Prescriber 2014; 37: 182-6
5 Pharma Selecta 2014; 30: 75-80
6 NICE 2010. Prucalopride for the treatment of chronic constipation in women. NICE technology appraisal guidance 211
7 Am J Gastroenterol 2015; 110: 741-8 (doi : 10.1038/ajg.2015.115)
8 Neurogastroenterol Motil 2015; 27: 805-15 (doi: 10.1111/nmo.12553)
9 La Revue Prescrire 2014; 34: 191-4
10 NICE 2013. Urinary incontinence in women: the management of urinary incontinence in women. NICE clinical guideline 171
11 PLoS ONE 2011 6(2):e16718 (doi: 10.1371/journal.pone.0016718) 2011; 6(2): e16718 (doi: 10.1371/journal.pone.0016718)
13 NICE via www.nice.org.uk > zoekterm 'ChondroCelect' (draft guidance, 12 maart 2015); http://www.has-sante.fr/portail/jcms/c_1615035/en/chondrocelect-chondrocytes-autologues (2013);https://www.zorginstituutnederland.nl/binaries/content/documents/zinl-www/documenten/publicaties/geneesmiddelbeoordelingen/2011/1104- chondrocelect/ChondroCelect.pdf (2011)
14 La Revue Prescrire 2014; 34: 143; Geneesmiddelenbulletin 2013; 47: 73-4 en 2015; 49: 58–9; Cochrane Database of Systematic Reviews 2013; 12 . Art. No.:CD008851. doi: 10.1002/14651858.CD008851.pub2.; BMJ 2014; 348: g1888 (doi:10.1136/bmj.g1888), met editoriaal : g2157 (doi:10.1136/bmj.g2157)
15 http://health.belgium.be/internet2Prd/groups/public/@public/@shc/documents/ie2divers/19103438_nl.pdf
16 Advies " HGR 9210", via http://tinyurl.com/HGR-9210-vacc-pneumo-volw
17 www.ema.europa.eu > Search for medicines > ‘certolizumab’ en ‘golimumab’; Pharma Selecta 2014; 30: 75-80; Farmacotherapeutisch Kompas; La Revue Prescrire 2011; 31: 730en La Revue Prescrire 2014; 34: 412, 663 en 738; http://www.nice.org.uk/guidance/ta340 . Psoriasis : Geneesmiddelenbulletin Farmacotherapeutisch Kompas; 2011; 45: 121-32
18 www.ema.europa.eu > Search for medicines > ustekinumab; Pharma Selecta 2014; 30: 75-80; La Revue Prescrire 2014; 34: 663. Psoriatische artritis: La Revue Prescrire 2014; 34: 412; http://www.nice.org.uk/guidance/ta340. Psoriasis : Geneesmiddelenbulletin Farmacotherapeutisch Kompas; 2011; 45: 121-32
19 Cochrane Database of Systematic Reviews 2013; 10 . Art. No.: CD006323 (doi: 10.1002/14651858.CD006323.pub3)
20 Revue Prescrire 212; 32 (344): 428
21 EMA Assessment report 20 november 2012 : EMA/HMPC/560962/2010