Bijwerking melden of PDF voor het melden van vermoede ongewenste effecten.
Gynaecomastie is de overmatige ontwikkeling van de borstklieren bij de man. Gynaecomastie is vaak bilateraal, kan pijn en ongemak t.h.v. de borsten veroorzaken en kan psychisch belastend zijn. Andere problemen met de borsten bij de man (onder andere borsttumoren, die meer zeldzaam zijn en vaak unilateraal) zijn te onderscheiden van gynaecomastie.
Gynaecomastie wordt veroorzaakt door een onevenwicht tussen de oestrogene activiteit (die borstweefsel stimuleert) en de androgene activiteit (die borstweefsel remt). Bij het optreden van gynaecomastie moet een medicamenteuze oorzaak overwogen worden als één van de mogelijke oorzaken.
In een recent artikel van La Revue Prescrire 1 wordt een overzicht gegeven van de geneesmiddelen die meest frequent in verband worden gebracht met gynaecomastie. De geneesmiddelen die gynaecomastie veroorzaken zijn hoofdzakelijk middelen met een oestrogeen of een anti-androgeen effect, en middelen die hyperprolactinemie uitlokken: zie onderstaande tabel voor een niet-exhaustieve lijst. De gynaecomastie treedt meerdere weken tot maanden na starten van het verantwoordelijke geneesmiddel op, en verdwijnt meestal geleidelijk bij het stoppen ervan.
Geneesmiddelen met oestrogeen effect
Estramustine.
Oestrogenen toegediend via de huid (passieve overdracht van het oestrogeen via de huid): gevallen van gynaecomastie zijn gerapporteerd bij jongens van 3 tot 5 jaar na huidcontact met een persoon die een oestrogeen gebruikte in een lokale gel of spray.
Geneesmiddelen met anti-androgeen effect
Niet-steroïdale anti-androgenen gebruikt bij prostaatcarcinoom: bicalutamide, enzalutamide, flutamide (frequentie 40 tot 80%).
Cyproteron (waarschijnlijk minder frequent dan met flutamide).
Gonadoreline-analogen (o.a. gosereline) en gonadoreline-antagonisten (degarelix).
5-alpha-reductase-inhibitoren: dutasteride, finasteride.
Kaliumsparende diuretica die inwerken via antagonisme van aldosteron: vooral spironolacton, waarschijnlijk minder frequent met eplerenon.
Geneesmiddelen die hyperprolactinemie uitlokken
Antipsychotica.
Anti-emetica structureel verwant met de antipsychotica: alizapride, domperidon, metoclopramide.
Varia
Hoge doses androgenen en anabole steroïden; gonadotropinen (o.a. choriongonadotrofine, follitropine): ten gevolge van verhoogde omzetting van androgenen in oestrogenen.
Antitumorale middelen (destructie van Leydig-cellen): busulfan, sorafenib, imatinib, mitotaan.
Isoniazide, antiretrovirale middelen (niet verder gespecificeerd).
Diverse geneesmiddelen waarvoor gynaecomastie is gerapporteerd, maar zeer zelden: antidepressiva zoals de tricyclische antidepressiva en mianserine, anti-epileptica zoals carbamazepine en valproïnezuur, calciumantagonisten zoals verapamil en nifedipine, clonidine, diazepam, digoxine, fosfodiësterase type 5-inhibitoren (o.a. sildenafil), xanthine-oxidase-inhibitoren (allopurinol, febuxostat).
Nota: gynaecomastie is een gekend ongewenst effect van cimetidine, dat niet meer beschikbaar is als specialiteit. Met ranitidine en PPI’s zijn er anekdotische rapporten van gynaecomastie, maar het oorzakelijke verband is niet duidelijk.